Stedendriehoek

Zwieren

In de kleedkamer van de Muzehof ontspint zich een gesprek over schaatsen. Een van mijn danscollega’s laat het zich achteloos ontvallen: ‘En de baan is ook alweer open.’ Als door een wesp gestoken laat ik alles uit mijn handen vallen. Dansshirt, joggingbroek en fietssleutels op de tegelvloer.

‘Wat?’ zeg ik, ‘weet je het zeker?’

Ja, zo goed als. Niet alleen degene die erover begon weet het bijna zeker, ook haar buurvrouw. Ze zijn er nog niet geweest, maar hebben het gehoord. En ze zijn lid.

‘Wij ook,’ zeg ik, terwijl ik denk aan de schattige jaarpasjes die zo’n anderhalve maand geleden door de brievenbus dwarrelden. Van de ZIJV, de Zutphense IJsvereeniging, opgericht in 1879 en daarmee een van de oudste van ons land.

‘Worden die abonnementen nog persoonlijk langs de deuren gebracht?’ vraagt een veteraan onder ons. Ze kijkt teleurgesteld wanneer ze verneemt dat voor een modernere methode is gekozen. Wat wil je ook met een aanwas van ruim achthonderd leden, alleen vorig jaar al.

Eenmaal thuis – wolkjes van de kou uit mijn mond, onder een wolkenloze hemel – spurt ik naar mijn laptop, en ontdek: IJSBAAN GESLOTEN. ‘De vorst heeft ons stevig in de greep en de schaatskoorts aangewakkerd: wat willen we graag de baan op! MAAR: we hebben echt een ijsvlakte van acht centimeter dik nodig om de baan te kunnen openen.’

Ik druip af, ga mismoedig naar bed.

Er is genoeg te doen, zegt een stemmetje in mijn hoofd. Werk, meer achterstallig werk, belastinggedoe, kerstfeestvoorbereidingen, hondentrainingen… En toch is het andere geluid in mijn hoofd ook begonnen. Het krassen op zingend ijs, het verlangen naar suizen door het riet, koek en zopie met medeschaatsers…

De dagen gaan vol voorbij, voor ik het weet is het vrijdag. Op de ZIJV-site verschijnt nieuwe informatie: ‘we halen bij lange na de gewenste 8 centimeter ijsdikte niet. (…) Vanwege afnemende vorst in de komende periode zullen we de ijsbaan dus niet kunnen openen en kan er jammer genoeg voor kerst niet geschaatst worden.’ Een begeleidend filmpje vertelt dat er plekken van vijf en zes centimeter zijn. Niet genoeg, dus.

Ik overweeg naar Winterswijk of Vorden af te reizen – dáár zijn de banen open –maar er komen steeds dingen tussen. ‘Wie geen tijd heeft, máákt geen tijd’, het is een van mijn eigen deviezen die ik aan diggelen sla. Mijn herinneringen aan de Weerribben, februari vorig jaar – het ploeteren door de kou, de laatste kilometers in het donker en de fenomenale uitzichten – blijven rondzingen door hoofd en hart.

‘Op de Oude IJssel kun je gewoon schaatsen hoor!’

Deze mededeling maakt dat ik nu zwier in de buurt van station Voorst-Empe. Dat ik oude schaatsgenoten uit vervlogen tijden tref, dat we ontdekken hoe lang de baan is (láng) ten opzichte van voorgaande jaren.

Het kan maar even, maar wat is het mooi in de mist.
Een reiger schrikt op van het geluid van ijzer op ijs.
Hij vliegt langs het nieuwe riet van een boerderijdak.
Ik knijp in mijn arm en voel: ja, het is echt. We zwieren weer.

Mooi kerstfeest gewenst!