Stedendriehoek
Column Eke Mannink
Voor mijn dochter, deze maanden een ploeterende eindexamenkandidaat, bel ik met een docent scheikunde van het Isendoorn College. Althans, die probeer ik te bereiken. Vanzelfsprekend verstrekt de school niet zomaar de telefoonnummers van de docenten. Dus ik heb contact met de centrale, vanuit daar wordt een ’terugbelverzoek’ doorgeseind. De interne communicatie werkt goed: een dag later heb ik haar aan de lijn.
‘Ik heb begrepen dat ik moest terugbellen?’ ‘Nou ja, moest … dat is een groot woord, maar fijn dat u terugbelt inderdaad!’ ‘Ik ben al bij mezelf nagegaan wat ik mogelijk verkeerd gezegd of gedaan heb, maar ik kwam er niet uit. Heb nog even bij de mentor van uw dochter geïnformeerd of hij een idee had, hij wist het ook niet.’ Ik ben even perplex. ‘Ehhh, ik bel u om iets te overleggen. Omdat mijn dochter niet zoveel docenten heeft met wie ze een klik voelt, en u degene bent die ze het meest vertrouwt, dacht ik – ik bel u.’ Ik kan de zucht van verlichting bijna horen. Dit had ze totaal niet verwacht. Na de zucht volgt een aangenaam gesprek waarin we tutoyeren en iets voor dochter proberen op te lossen.
Ik denk aan mijn broertje, ook werkzaam in het onderwijs. Hij geeft Nederlands en maatschappijleer aan een vmbo in de Bijlmer. Toen hij daar nog niet zo lang zat, kreeg-ie de het verzoek om aan de telefoon te komen met een van de ouders van een jongen uit zijn mentorklas. ‘Ik schoot meteen in de stress,’ vertelde hij. ‘Had ik hem te streng beoordeeld? Waren ze kwaad over de groepsdiscussie van laatst? Had ik hem wel genoeg begeleid voor het werkstuk? Met lood in mijn schoenen nam ik dat telefoontje aan. Bleken ze me te willen bedanken omdat ze vonden dat ik zoveel voor hun zoon had betekend.’
Niet te geloven hoe onzeker we kunnen zijn over ons eigen vakmanschap. Ik geef soms les, maar herken het ook in mijn andere werk. Net voor de eerste lockdown over ons land viel, kwam er na een poëzie-optreden een meneer uit het publiek op me af. Of we even een terzijde konden hebben, weg van alle mensen. Hij wilde wat zeggen. Ik stelde me in op een kritische noot, een aantal misschien wel. Ging in een paar seconden in gedachten de voorstelling na, evalueerde alle cruciale overgangen.
‘Dat vers over dat water,’ hij hield me staande. ‘…Dat heb ik nog nooit zo goed door iemand horen voordragen.’ Ik knipperde met mijn ogen en voelde de spanning uit mijn lijf wegzakken. Overigens was het onwaarschijnlijk dat die meneer het betreffende vers door een ander had horen voordragen; het is van mezelf. Dat zei ik niet, verbluft als ik was. ‘Ik wilde dit los van de massa aan u vertellen,’ ging hij verder. ‘Want mijn gehoorapparaat werkt niet goed.’
Daar stond ik, met mijn moeiteloos ineengeschrompelde zelfvertrouwen. Bouw dat maar weer eens op, en dan op goede fundamenten. Komende zondagmiddag spelen pianist Tooske Hinloopen en ondergetekende aan Badhuisweg 27. Op uitnodiging van Nolano, organisator van leuke dingen voor ouderen, brengen we het programma Muzikaal Postcoronaal. Wilt u erbij zijn? Reserveer een plek op nolano.nl.
En kom na de voorstelling gerust met ongezouten kritiek naar me toe. Ik heb namelijk aan mijn fundamenten gewerkt. Kijken of ze houden.