Stedendriehoek

Verrassingen

Het is stil in de stad. Alsof de dag nog moet beginnen. Het vroege ochtendlicht valt beloftevol door het lover van de bomen. De pup heeft me een open deur in getrokken en ik sta oog in oog met een meneer. Hij draagt een stapel dekens.

‘Ze is nogal nieuwsgierig,’ verklaar ik. ‘Goedemorgen!’ De man probeert hondje Hazel te aaien, maar dat lukt niet. Ze maakt terugtrekkende bewegingen. Bovendien zit de stapel dekens in de weg. ‘Nog even wennen,’ concluderen de man en ik. Hij is bezig met de voorbereiding van de vakantie. Ze gaan kamperen, zijn vrouw en hij.  ‘Helemaal in het noorden,’ vertelt hij. ‘Bij Lauwersmeer.’ Ze hadden eigenlijk naar Twente gewild. Maar alles was al vol.  

Het is waar: sinds de pandemie zijn we in een reserveer-wereld beland. Je moet je hele reis van tevoren uitstippelen, liefst tot in de puntjes. Tijdens Pasen begreep ik dat veel campings in ons land voor negentig procent met Duitsers gevuld waren; die hadden hun verblijf vorig jaar al vastgelegd.
Ik wens de kampeerman een fijne vakantie en vervolg ons rondje door de stad. Hazel blijft portieken in- en trapjes oprennen, de meeste deuren zijn dicht.
Hoe jammer is het, dat de verrassing wordt uitgebannen? Dat het reizen op de bonnefooi steeds moeilijker wordt? Dat je niet meer kunt improviseren, omdat alles al vol is. Campings, festivals, voorstellingen … Héél jammer, neig ik te denken. Want wat is er leuker dan ’s ochtends nog niet weten waar je ’s avonds gaat slapen? Nou, ik weet een aantal dingen dat op zijn minst even leuk is, maar dit scoort hoog. 

Dat is natuurlijk wel karakter-afhankelijk. Ik ken genoeg mensen die niet van verrassingen houden. Misschien is het voor hen juist fijn dat alles steeds geregelder is in onze maatschappij, steeds meer vastgelegd.

Bij de Schupstoel blijkt de dag toch echt begonnen. Graafwagens rijden af en aan, bouwmannen staan gebogen over het beton. Het plein wordt op de schup genomen, er komt onder andere poëzie in het straatmeubilair. Dat stimuleert de verbeelding en zet mensen aan het denken. Bijvoorbeeld over het vervolg. Sinds ik de eerste woorden van een vers in een metalen lijngoot ontwaarde, ben ik geboeid.

‘Zou het van die Ida Gerhardt zijn?’ vroeg een toerist aan haar man. ‘Het meeste hier is toch van haar?’ Ik dronk een kop koffie op het terras dat grenst aan de bouwput, op dat moment verlaten terrein. Zelf dacht ik meer aan Mas Papo, een voormalig stadsdichter, of zou het een vertaald vers van Emad Alfayad zijn, een Syrische dichter die in de Zutphense Muziekwijk woont, en onlangs nog verscheen in de dichtersgilderubriek in het stadsblad Contact? Ook Hanz Mirck, Zutphens eersteling op stadsdichtersgebied, sluit ik niet uit als maker. Om de een of andere reden vermoed ik dat het een man is.

De pup dartelt rond de uitgestanste zinsnede ‘overlopende antwoorden /verdronken regels’.

Gelukkig houden we allebei van verrassingen.