Stedendriehoek
Column Eke Mannink
Een afgeladen Luxor, ons plaatselijk filmhuis, kijkt naar het scherm. We zien een Zeeuwse groenteman worstelen met een reusachtige boerenkool. Hij wil de groente ongeschonden uit zijn Volkswagenbus halen, dat is een enorme klus. Niet in de laatste plaats omdat de tachtiger nauwelijks meer kan lopen. (‘Mien benen ben versleten. Da’s nie terug te draaien, hé.’)
Scheidend artistiek leider van Dat Bolwerck Vincent Peppelenbosch mocht zijn vrienden en kennissen uitnodigen om samen film te kijken. ‘Ik heb getwijfeld over The unbearable lightness of being,’ vertelde Peppelenbosch voorafgaand aan de vertoning. ‘Maar het is een documentaire geworden over twee mensen in hun laatste levensfase.’
Ik moest denken aan mijn met veel bombarie aangekondigde thuisvoorstelling van de film die gebaseerd is op het boek van Milan Kundera. Ik was er wild van en wilde dat vuur aan mijn dochter overbrengen. Ze moest haar best doen om De ondraaglijke lichtheid van het bestaan in zijn geheel uit te zitten. ‘Mam, dit is zó saai,’ zei ze geregeld.
Ik gaf toe dat de beelden en dialogen bij vlagen ernstig gedateerd waren. Maar genoot toch weer enorm van de bolhoedscènes met kunstenares Sabrina, gespeeld door actrice Lena Olin.
De docufilm die pensionado Peppelenbosch laat zien, Van verlies kun je niet betalen, is vele malen mooier dan zijn titel. Hij is met zorg gemaakt, het filmisch oog van de regisseur is verfijnd, soms wellicht wat ‘over the top’. Zo begonnen we met gele herfstbladeren op Zeeuws plaveisel en kopt de provinciale Zeeuwse courant: ‘Gedonder’, wanneer er gedonder in het leven van Adrie de groenteboer is. Al houdt bovengetekende stiekem van dat soort verbeelde symboliek.
De filmers hadden overigens enorm geluk met het woonhuis van Adrie en Francien: vanachter het raam stroomde de Westerschelde bijna naar binnen. Een prachtbeeld.
De verbeten gedrevenheid waarmee Adrie zijn groentezaak al zo’n vijfenzestig jaar leidt, komt onder meer tot uiting in wat hij verwacht – en eist – van anderen. Zijn jongere zus helpt het winkelechtpaar dagelijks een paar uur. Wanneer zij aankondigt dat ze er even tussenuit gaat, met manlief naar Frankrijk, is zijn reactie duidelijk. ‘Getikt, gewoon getikt. Als je je broer zo laat zitten.’
Na afloop, in de foyer, praat het publiek uitgebreid over de film. Een parallel tussen Peppelenbosch en de hoofdpersoon die zich opdringt is het moeilijk kunnen loslaten van hun werk. Wat me raakt, is dat de oud-Bolwercker benadrukt dat de film voor hem over vakmanschap gaat. Dwars door het verbeten egoïsme van de hoofdpersoon heen, ziet hij diens liefde voor zijn ambacht, voor het metier van groenteboer. Hoe Adrie komkommers aanduidt met kk’s en bossen peterselie met ‘pieters’. Hoe zijn ogen glimmen als hij een klant helpt, of aan de telefoon zit met een leverancier.
Dat is precies wat beide heren typeert: hun werk ís hun leven. Of je nou een monumentaal culturele ruimte bestiert of een ouderwetse groentewinkel, de eer die je in je werk legt, kan hetzelfde zijn.
Deze week ga ik naar het Idfa, het internationaal documentairefestival in Amsterdam. Ik hoop dat de lat daar even hoog ligt als vandaag op de Houtmarkt.