Columns

Wachtlijst

Opeens rijden alle auto’s elektrisch. Ze komen geruisloos uit het niets, uit onverwachte hoeken, plotselinge straten. Ik kan niet oversteken, of daar verschijnt er weer een. Snel mijn hondje de stoep optrekkend, red ik ternauwernood onze vege lijven. De wereld is stil geworden.

Dat begint ook binnenshuis op te vallen. ‘Mam,’ zeggen mijn kinderen, ‘wat staat die radio hard.’

Bij vlagen heb ik er last van. Meestal in één oor, zodat de doofheid wel meevalt. De oorzaak – een synoniem zou ongepast zijn – is oorsmeer: dat vormt een prop op het trommelvlies. ‘Je hebt nauwe gehoordoorgangen,’ constateerde de huisarts in Weesp destijds, ‘dat helpt ook niet mee.’

In de loop der jaren kwam de kwaal nogal eens terug. Meestal is-ie te verhelpen met een uitspuit-sessie. Een kleine week dagelijks drie keer druppelen met olijfolie, dan kan er gespoten worden. Soms lukt dat niet, dan moet er meer olie bij.

Afgelopen november speelde het al. Ik was onderweg naar de huisartsenpraktijk. Onderweg plopten mijn gehoorgangen plotseling open, allebei. Een wondertje. Omdat we met theatergezelschap Zo stroom ik nét voor onze voorstellingen zaten, was ik extra opgelucht. ‘Ik zie af van de behandeling,’ zei ik even later tegen de praktijkverpleegkundige. ‘Straks zitten ze dicht wanneer ik op het podium sta.’ Ze begreep het. Dat uitspuiten kan ervoor zorgen dat je eerst juist minder gaat horen; er stroomt een enorme plens water je oor in, die er niet altijd makkelijk uitgaat.

Maar goed, dat was toch fout. Denk ik met terugwerkende kracht. Nu loop ik namelijk rond met propvolle, driekwart-dove oren. Al weken. Natuurlijk vertel ik mezelf: als dát je probleem is, valt het best mee. De Stille Nacht tijdens kerstmis was nog nooit zo stil. Oud en Nieuw knalde niet, tijdens Wintergasten moest ik het van de ondertitels hebben. Intussen kan ik geen olijfolie meer zien. Uitspuitster Marieke, hoe aardig ze ook is, evenmin. Na vier vergeefse pogingen, verspreid over enkele weken, geef ik het op. Zij ook.

‘Ik verwijs je door naar een specialist,’ zegt ze. Ze heeft een zachte stem, maar inmiddels heb ik me behoorlijk bekwaamd in de kunst van het liplezen. ‘Naar welk ziekenhuis wil je?’ vraagt ze. Ik mompel iets over wachtlijsten. Marieke begint te tikken op haar toetsenbord, kijkt naar het scherm, en komt met een in mijn oren, of nee: ogen, opvallend resultaat: in Apeldoorn wacht je dertig dagen en in Zutphen vijfendertig op een keel-neus-oor-specialist. Binnenkort ben ik in Deventer aan de beurt.

De kwaal doet me realiseren dat het allerminst vanzelfsprekend is: goed kunnen luisteren. Ik voel meer dan ooit mee met mijn slechthorende vriendin, die geholpen door de techniek een heel eind komt, maar worstelt met veel stemmen in een ruimte, of achtergrondmuziek die haar geluidsbeeld vertroebelt.

Mocht u me de komende tijd, op straat, of tijdens verlate nieuwjaarsrecepties, wat wazig zien kijken – u weet nu hoe het komt.