Columns

Truus (104)

‘Het gaat helemaal mis in Israël en Palestina,’ hoor ik vanuit de keuken. ‘Die Netanyahu maakt het almaar erger.’
Hondje Hazel en ik zijn op bezoek bij Truus Krijnen, aan de rand van Doetinchem. Ik zit nog geen drie minuten.

‘Dat is een crimineel,’ brom ik terug vanaf de woonkamersofa.

‘Inderdaad,’ zegt Truus. ‘Hij wil de oorlog rekken, omdat-ie weet dat hij anders voor de rechtbank moet verschijnen.’ Ze loopt achter haar rollator de keuken uit, vrij snel, met thee en koekjes.

Zo’n zes jaar geleden ontmoetten we elkaar voor het eerst. Voor het Tijdschrift-tegen-het-vergeten, een blad over de impact van dementie. We spraken nabijen van mensen die leden aan de ziekte. Truus’ jongere zus Bep was een van hen. Hun nicht stelde voor om samen met de drie zussen te praten. Dat geschiedde. Truus, de oudste – ze was destijds 98 – maakte indruk op me. Haar levendigheid viel op. Ze vertelde tot in de details over de oorlog, haar tijd in Zutphen en Warnsveld, haar dagelijks bestaan, haar twijfels, haar zorgen. Met humor.

Ik vroeg haar voor een artikel over de Tweede Wereldoorlog, bestemd voor een publicatie voor middelbare scholieren, en tijdens een lockdown in coronatijd zaten we samen in een uitzending van Berkelstroom-tv over vrijheid. Truus werd gebeamed, ik zat in de studio. Ook stelde ik haar namens dagblad Trouw een vraag: wat is het laatste dat je voor het eerst hebt gedaan? Bij haar ging het om betalen met haar mobiele telefoon.

Nu, jaren later, zit ik weer bij haar op de bank. Het voelt goed om bij te praten. Truus vertelt dat ze voor een selecte club 100-plussers is geselecteerd: diegenen die een scherpe geest hebben. Ze wordt zo nu en dan onderzocht, krijgt geheugentesten en onlangs was de bekende hersenwetenschapper Erik Scherder bij haar op bezoek. ‘Hij kwam met twee dames,’ legt Truus uit. ‘Die hadden last van niet-aangeboren hersenletsel. Hij wil ze weer een plek geven in de samenleving. Het was alleraardigst, en er werden opnamen gemaakt. Nog een kopje thee?’

Laat Truus maar schuiven. Ze is inmiddels afhankelijk van de rollator, heeft last van haar knieën wanneer ze uit de stoel opstaat, maar ze is levendig en scherp. Als er op de deur wordt geklopt – met haar dochter en schoonzoon bewoont ze een duurzame villa, “wanneer ze thuiskomen, laten ze dat altijd weten” – schiet Hazel in de waakstand. Truus lacht om het geblaf. ‘Best handig, zo’n waakhond,’ zegt ze. Zelf had ze altijd pech met honden. Drie heeft ze er gehad. Om uiteenlopende redenen werden ze niet oud. Helaas kan ze nu niet meer aan een huisdier beginnen.

‘Nu ik deze leeftijd eenmaal heb bereikt, hoop ik nog een poosje door te kunnen gaan,’ zegt Truus even later. ‘Ze zijn erachter dat er iets goed gaat bij ons, en dat iets willen ze onderzoeken. Mijn oudste kleinzoon is orthopeed. “Oma, moet jij geen nieuwe knieën?” vraagt hij wel eens. Kijk, dáár begin ik niet meer aan.’ Ze kijkt guitig, en vervolgt: ‘De verzekering trouwens ook niet.’