Columns

Ton

Zondag was ik op de koffie bij mijn moeder. Ik zocht op de telefoon naar foto’s van de diffuser, de geurverspreider, die ik onlangs heb aangeschaft om etherische oliën te gebruiken. Nou ben ik niet zo’n handige zoeker, en toen ik op het mapje ‘foto’s’ klikte, plopte een automatisch gegenereerd beeld op, uit de ruim tweeduizend die erop staan. ‘Hé, kijk,’ liet ik haar zien, ‘hier heb je Ton.’

‘Wie is Ton?’ vroeg mijn moeder.

‘Ton Lathouwers,’ antwoordde ik, ‘de zenmeester, die vroeger professor in de Russische letterkunde was.’

‘O,’ knikte mijn moeder.

‘Hij is nu tweeënnegentig,’ ging ik verder. ‘We leerden elkaar kennen tijdens een gezamenlijke actie voor een straatmuzikant. Ik ging bij hem koffiedrinken en toen raakten we bevriend.’

‘Nu weet ik het weer,’ zei mijn moeder. Mijn gedachten gingen naar vroeger, toen Ton een pilotenpak voor mijn zoon meenam. Tijdens een andere gelegenheid kwam hij met een monnikspij aanzetten, die we allemaal pasten.

Terug naar de koffietafel. Ik vond de bewuste foto’s en raakte op dreef, de telkens van kleur verschietende geurverspreider tonend, pasverworven kennis over essentiële oliën delend. Over de werking van bergamot en pepermunt.

Eenmaal thuis checkte ik de mail. Gewoontegetrouw, zonder reden. ‘Extra nieuwsbericht’ stond er, van Maha Karuna Ch’an, een boeddhistische gemeenschap van leken, die zich wijden aan meditatie en zen. ‘Ton Lathouwers, Zenmeester Hui-Yu Roshi is zaterdagavond 16 november om half zes overgegaan naar een andere werkelijkheid. Hij is over het lijden van deze wereld heen, in het licht. Onderweg naar de zendo rolde steeds vaker het zinnetje: “Going slowly into eternity” over zijn lippen. (…) Hij begon een verlangen naar de eeuwigheid te ontwikkelen, waarvan hij overtuigd was, dat we daar samenkomen met onze geliefden. Hij geloofde daar stellig in. (…)’

Daarna volgde nog een stuk tekst, en vele reacties van – zonder uitzondering – diep geraakten. Ik wist niet wat ik las, las de woorden opnieuw en opnieuw. Raakte in een lichte shock, besefte dat ik de afgelopen weken van plan was geweest naar Ton toe te lopen, omdat hij geen appjes meer beantwoordde. Dat zou nooit meer kunnen.

Bedacht me koortsachtig wie ik kon benaderen en kwam uit bij Herman Schumann, vriend van Ton en achterkleinzoon van de componist, zoals Ton er steevast bij zei, wanneer hij over hem sprak. Ik sprak Hermans voicemail in. Ging de was doen, en hout halen, om de kachel aan te maken.

Herman belde terug. Van hem begreep ik dat Ton een paar moeilijke laatste weken had, en uiteindelijk in het bijzijn van zijn geliefde in rust en vrede is gestorven. We spraken over Ton en het toeval, wisselden anekdotes uit en wensten elkaar sterkte.

Het telefoontje deed me goed. Ik denk aan de troostende woorden die Ton vaak gebruikte: je kúnt er niet uitvallen. En zo is het. Hij valt evenmin uit mij, en uit al die geesten van de mensen die van hem hielden en houden. Zijn zijn is, was, als een essentiële olie. En nog steeds. Als de geur van het wolkje dat uit de diffuser kringelt: je ziet hem niet, maar hij is er wel.