Columns

Toeval

Wanneer ik mijn voordeur uitkom, zie ik Ric Stokes. Zutphens muzikant, van origine uit de Verenigde Staten. Hij heeft een stel cadeautjes onder zijn arm. ‘Ik ben er vroeg bij,’ zegt hij, mijn blik volgend. ‘Dan hoef ik niet in die drukte te winkelen.’ Ik knik, denk aan de twee kleinzonen die hij en zijn Marianne vaak in de buurt hebben. Het is grappig om hem tegen te komen. Dat gebeurt bijna nooit; onze loop- en fietsroutes zijn blijkbaar heel verschillend. Toch voelt het meer dan vertrouwd. Gisteren en eergisteren speelden we samen in Dat Bolwerck, we zijn beiden nog aan het afkicken en nagenieten.

‘Waar is Hazel?’ informeert Ric. ‘Ik ga iemand interviewen, en die heeft liever geen hond over de vloer,’ vertel ik hem. Ik vermoed dat hij nu denkt aan onze repetities op zijn zolderkamer. Hazel lag dan languit tussen ons in, zo nu en dan enigszins verbaasd opkijkend bij de hogere tonen van de saxofoon.

‘Hij weet niet wat-ie mist,’ vul ik aan. Ric lacht.

We lopen in de richting van de IJssel, mijn werkadres ligt op de route naar zijn huis. Mooi toeval. ‘Wat was het intens,’ zegt mijn medewandelaar. ‘En mooi om te doen. Ik heb me wel voorgenomen dit weekend he-le-maal géén muziek te maken.’ Alweer een brede lach.

‘Dat begrijp ik wel,’ is mijn antwoord. ‘We hebben allemaal rust nodig, vermoed ik.’

Twee avonden achtereen speelden we, samen met pianist Eke Simons en dichter Sabine Kars. Muzikaal poëzietheater, over het belang van nabijheid. Verhalen over ontworteling stonden centraal. Ric deserteerde uit het Amerikaanse leger, dat had tot geval dat hij nooit meer terug kan naar zijn vaderland. Sabine was jaren uit de running vanwege een hersentumor en ondergetekende zoomde in op een adoptieverleden.

Terwijl Eke en Eke vertelden over een zoektocht naar natuurlijke ouders, gebeurde er iets bijzonders. In het publiek zat een mevrouw die ook geadopteerd is. Ik ken haar niet, heb het verhaal van mijn dochter gehoord, die tijdens de pauze door de mevrouw werd aangesproken. ‘Het is niet te geloven,’ had ze gezegd, ‘al jaren ben ik op zoek naar mijn natuurlijke vader. Voor het eerst in mijn leven kreeg ik net een foto van hem opgestuurd, tijdens de voorstelling. Dat kan toch geen toeval zijn?’

Toen ik het hoorde, was ik er stil van. De werkelijkheid haalt fictie nogal eens in. Stel dat dit zo in een boek beschreven stond, in een filmscript voorkwam… stel dat we dit in ons theaterstuk hadden verwerkt – ik vermoed dat mensen het veel te ver gezocht zouden vinden.

We zijn bij het adres van mijn interviewgast beland.

Ric en ik nemen afscheid met een knuffel en herhalen nog eens hoe magisch het samenwerken en theatermaken voelde.
‘Laat maar weten wanneer we weer samenkomen,’ roept hij nog, als ik het tuinhek van mijn afspraak openzwaai. ‘Doe ik,’ roep ik terug.

Maar eerst gaan we die andere werkelijkheid weer tot ons door laten dringen.
En uitrusten, dat ook.