Columns
Eke Mannink
Een sliert mensen voor de kaartautomaat. Terwijl ik me aansluit, tel ik: vijf wachtenden voor me… als dat maar goed gaat. De trein gaat over acht minuten. Mijn reisgenoot is er nog niet, ik hoop dat zijn chipkaart opgeladen is. Al wachtende heb ik uitzicht op de hal. De bedrijvigheid in het kleine station dat voor velen de toegangspoort tot ons stadje vormt. Of de vluchtroute vanuit Z, het ligt aan je perspectief.
Voor Zutphense begrippen is het druk: reizigers komen net de trappen af, anderen rennen juist omhoog, om de trein te halen die zojuist op spoor 3 tot stilstand is gekomen. De gele jasjes vallen op. Ik tel: zeven, nee: acht NS-personeelsleden in één oogopslag. ‘Amsterdamse taferelen,’ hoor ik iemand in het voorbijgaan zeggen.
Gemor klinkt voor me. Toegegeven; het schiet niet op. Iedereen staat nog op dezelfde tegel als toen ik begon. Een lange man, zwart, met een enorme bos haar, windt zich op: ‘Ik sta hier al zó lang te wachten,’ moppert hij. ‘Die trein ga ik niet meer halen.’ De vrouw voor hem, wit, ook lang, met een statige regenjas die haar nog langer doet lijken dan ze is, draait zich om en kijkt de man een paar seconden aan. Het is een boeiend moment, vol stilte en twee elkaar in zich opnemende aspirant-reizigers. Een derde die ze gadeslaat. De mevrouw knijpt haar ogen minzaam toe en zegt: ‘Gaat u maar voor, hoor.’ Ze schuift opzij.
‘Maar dan moet hij ook,’ de man wijst op de jongen die tussen hem en mij staat te wachten, een stille scholier, althans – zo ziet-ie eruit, met een rugzak die zwaar lijkt. De vrouw doet nog een stapje opzij, de jongen verplaatst zich een paar tegels naar voren. Hij en de lange man zijn nu aan de beurt, staan minutenlang te hannesen voor het scherm. Een geel jasje komt langs, om te kijken of ze kan helpen. De rij begint op te vallen; achter mij staat nu ook een heel clubje mensen. Ik kijk naar de klok. Vier minuten nog. De NS-mevrouw vindt het ook lastig. Is er sprake van sjoemelsoftware? De term vliegt mijn hoofd binnen terwijl ik drie mensen met de automaat zie worstelen. Stond-ie niet op de lijst met mogelijke woorden-van-het-jaar, van Van Dale? Net als transitiespijt. De term bleek een splijtzwam; inmiddels heeft Van Dale de woordenlijst ingetrokken en de verkiezing afgelast.
De software lijkt weer te werken: de rij begint te bewegen. Ik kijk wat zenuwachtig rond. Waar blijft-ie toch, die reisgenoot? Op de klok zie ik dat het twee voor half is. Uit de stroom reizigers kan ik destilleren dat de trein klaarstaat. Geen OV-chipkaarttegoed. En geen reisgenoot. De mevrouw voor me gaat hem ook niet halen. Ze belt iemand die haar verwacht om te vertellen dat ze te laat is. Ze klinkt boos. De stem aan de andere kant van de lijn ook, dat hoor ik zelfs.
Van Dale koos trouwens zelf het woord van dit jaar: polarisatie.