Columns

Schemeruur

Mijn dochter vindt het te somber voor een kerstvers. Ik vind het bitterzoet. Iets positievers dan dat komt er deze dagen niet uit mijn pen. Ruim vijf jaar geleden schreef ik een tekst voor een gedenksteen op de Oude Begraafplaats aan de Warnsveldseweg. Dat was ter gelegenheid van de Roparun, een sportevenement met als missie: geld ophalen om de levenskwaliteit van mensen met kanker te verbeteren. Ook komend jaar is de route – van de start bij vliegveld Twente naar de finish in Rotterdam – weer door ons stadje gepland, in het pinksterweekend.

De organisatie kondigde destijds aan om bij die gedenksteen een bankje te zetten, zodat voorbijgangers zittend even konden contempleren. Een paar maanden later ging ik kijken of dat bankje er al stond. Dat was niet het geval. Wel ontmoette ik een bijna dansend meisje, dat kwam praten. Ze hoorde bij een groep bezoekers van het kerkhof, die net de uitvaart van haar opa achter de rug hadden. Het meisje was in een bijzondere stemming. Ze was verdrietig, opgewonden en ingetogen op hetzelfde moment. Ze kletste een tijdje, en verdween toen weer, in de vallende avond.
Ze is me bijgebleven.

Ik wens u een mooi kerstfeest.

Schemeruur

‘De lucht is wit, en tegelijkertijd ook zwart.’
Het meisje huppelde, al pratend, aan mijn zij.
Ze was geen tien meer, meer een elfje –
en voorbij haar vrees voor vreemden. Haar hart

leek op te lichten, toen ze opkeek naar de bomen.
‘Zie die toppen,’ zei ze ernstig. ‘Ze bewegen!
Ja, echt, ze staan te zwaaien naar de aarde.
Alsof ze naar beneden willen komen.’

Een kind doorleeft de dood waarachtig.
Ze gebaarde naar de stammen –
strekte haar armen uit, als in een ritueel.
Diep haalde ze adem, toen klonk ’n krachtig

‘Dag opa.’

Ze deed haar ogen even dicht.
Het was of ze het onaanvaardbare aanvaardde.
Het was donker – tegelijkertijd ook licht.