Columns

Pop-up

Het was zo’n ochtend waarop de wolken snel langs de hemel schoten. Soms liet de zon zich even zien. Die momenten riepen een vage herinnering op aan de prachtige nazomerdagen die achter ons lagen.
Mijn moeder was in de stad.

Ik had haar de dag ervoor opgehaald en we waren op weg naar haar favoriete winkel in de Heukerstraat, sterker nog: in heel Zutphen, een damesmodezaak met een dubbele naam.

We liepen over de Schupstoel, er was een zonnig moment. Opeens kreeg ik een hersengolf: we gaan een koffietje drinken. Nu klinkt dat als een volstrekt normale gedachte, maar niet als je weet wat voor type mijn moeder is. Zij houdt niet van uit, alleen van thuis. Uit eten gaan deden we nooit. en dan bedoel ik ook echt: nooit. Zo maar een terrasje pakken is voor haar een onbekende bezigheid.

Nou is het zo dat ze de laatste jaren opeens dingen doet die ze vroeger niet ondernam. Nieuwe dingen. Dus waarom niet ook dit?

En ja hoor, ze wilde.

We gingen zitten aan een van de tafeltjes naast het etablissement met de suffe naam. Zoiets als Lakes & cakes, maar dan anders. De zon was melkachtig, maar het was lekker zitten, vond ook zij. Al snel kwam een jongen vragen wat we wilden drinken. We bestelden cappuccino.

Toen die voor onze neus stond, naderde een grijze bus. Pop-up toilet stond in grote letters op de zijkant. De chauffeur parkeerde een paar meter verderop. Ik keek naar de ronde afbakening in de tegels op het plein en verheugde me.

‘Nou zal je eens wat zien, ma,’ zei ik enthousiast. ‘Iets dat je nog nooit hebt gezien.’

Mijn moeder lepelde van haar melkschuim en vroeg wat ik bedoelde.

‘Kijk naar die man, er komt een theaterstuk,’ voorspelde ik haar wat voorbarig.

De chauffeur was intussen met zijn mobieltje in de weer. Hij richtte het op de ronde cirkel in de stoep, tikte driftig op allerlei knopjes. En ja hoor, na een tijdje kwam het omhoog. Lezers die ons stadje als uitgaanscentrum kennen, weten natuurlijk meteen wat ‘het’ is. De mannen-wc, in functie tijdens de nachtelijke uren in het weekend. Hij zit verstopt onder de grond. Feestgangers kunnen er naar hartenlust plassen. Jonge mannen, en wie weet ook vrouwen, die zo’n plastuit in hun handtas hebben, al waag ik te betwijfelen of dat er veel zijn.

Het was mooi om mijn moeders blik te zien bij het verrijzen van het pop-up urinoir. Zoiets had ze inderdaad nog nooit gezien.

‘Wij hebben bossen,’ zei ze. Wat ik een grappige constatering vond.

De man wierp een blik op ons en haalde schoonmaakspullen uit zijn wagen. Net toen ik overwoog hem een koffietje aan te bieden – hij zorgde immers voor een vermakelijke scène – riep-ie: ‘Kunnen jullie ergens anders gaan zitten?’ De man wees op de waterslang in zijn hand. Ik gebaarde vragend naar het lege tafeltje naast ons.
‘Nee, ga maar naar binnen,’ riep-ie toen.

Het theater was over, nog voor het echt begonnen was.