Columns

Op de thee (I)

Nietsvermoedend ga ik op weg naar mijn thee-afspraak. Zo had ik willen beginnen. Maar bij nader indenken is dat niet helemaal waar. Daarom wat context. Ik werk voor het CLC, het instituut voor taaltrainingen aan de Houtwal. Daar geef ik op onregelmatige basis les, soms in de Nederlandse taal, soms een introductie op onze arbeidsmarkt.

Afgelopen november hadden we thuis in Almen – tegenwoordig woon ik zowel in A als in Z – bedacht dat we op tweede kerstdag anderen wilden uitnodigen. Mensen die het moeilijk hadden, eenzaam waren, vrienden die gewoon zin hadden om te komen – iedereen was welkom. Ik vond dat een tof idee; kerstmis leent zich uitermate voor de plotselinge gast, voor familie, maar ook voor de onverwachte medemens, zullen we maar zeggen.
Mijn broertje uit Haarlem, zijn kinderen, mijn kinderen, mijn moeder: allemaal wilden ze komen. Tijdens een les aan een nieuwe groep, nog zonder basiskennis van onze taal, kwam ik erachter dat twee van hen met kerst alleen zouden zijn. Ik nodigde ze uit. De een kwam uit Syrië, de ander uit Koerdistan. Ze konden samen in het Arabisch communiceren, met mij deden ze dat via de inmiddels fameuze vertaal-app. Je spreekt iets in, en het rolt er vertaald uit. Het resultaat is nogal eens vervelend vaag, plotseling poëtisch of onhandig incorrect, maar het werkt hoe dan ook beter dan alleen handen en voeten.

De week voor kerst zegde een van de mannen af; hij bleef toch liever alleen. De andere man, ik noem hem Fariq, omdat ik het vervelend zou vinden als hij herkend wordt, appte: bijzonder graag.
De avond was enerverend. Met een bont gezelschap zaten we aan tafel op de deel, ik tussen mijn moeder en Fariq. Alle bewoners en sommige gasten hadden onderdelen van de maaltijd aangeleverd, het was een feest voor het oog en de maag. De houtkachel brandde, de verhalen stroomden en het Koerdisch dessert dat Fariq meegenomen had, was verrukkelijk. Na afloop bracht ik hem naar huis, samen met mijn moeder en dochter. “Komen jullie theedrinken in mijn onderkomen?” vroeg de vertaal-app (alles tussen dubbele aanhalingstekens is van de vertaal-app). ‘Nee,’ ik schudde mijn hoofd en boog me over de telefoon van Fariq. “Een andere keer graag, nu gaan we naar huis.”

Belofte maakt schuld. Zo komt het dat ik de parkeerplaats van een zeven verdiepingen tellende flat oprijd. Ik zie Fariq al staan, voor de entreehal. Ik ben een kwartier later dan de afgesproken tijd, daar had ik over geappt; mijn werk liep uit. Welkom, roept mijn gastheer. Hij overrompelt me met een lange knuffel, ik geef hem de riem van de hond, om even vast te houden, zodat ik de blauwe druifjes uit de auto kan halen, die ik voor hem heb meegenomen. Even later zwaait hij de voordeur van zijn appartement op de hoogste verdieping voor me open. “Deze woning wordt door u verlicht,” klinkt uit zijn telefoon, “wij zijn zeer vereerd door uw komen en waarderen uw gezelschap met de hoogste verwachting.” Wordt vervolgd.