Columns
Eke Mannink
Terwijl ik voor een knapperend haardvuur zit, komt de afgelopen tijd in schokkerige beelden aan me voorbij. Ik was van plan me te concentreren op een boek, het familieverhaal van een Ierse auteur. Dat lukt niet; de dagen dringen zich in fragmenten aan me op. Mijn neefje belde vorige week dat mijn oom op sterven lag. Ik was onderweg naar het station, rende in plaats daarvan naar de auto, om mijn moeder op te halen. Afspraken werden afgezegd, vergaderingen verplaatst, de hond moest naar de oppas. Welke Beatle zei het ooit ook weer: het leven is wat je overkomt, terwijl je druk bezig bent met het maken van andere plannen?
Een paar weken terug brachten we Ton, een vriend, de laatste eer. Dochter en ik liepen in een stoet rouwenden terug naar de aula, toen een medewerker van de begraafplaats ons nogal onverwacht kwam informeren over zijn vak. Hij moest duidelijk een en ander kwijt. Vertelde over de vele hectaren die er nog leeg waren – best een bijzondere mededeling in ons overvolle landje –, en over de tijd van het jaar: ‘November, december… op de een of andere manier overlijden mensen die maanden sneller, en vaker,’ mompelde hij, recht voor zich uitkijkend, net als wij. Later zou ik mijn dochter vertellen dat mensen in zijn vak vaak aangeduid worden als ‘kraai’. Wellicht weinig respectvol, maar gezien hun uiterlijk nogal eens accuraat.
Met mijn moeder, nichtje en tante zat ik naast het bed van mijn oom. Het waren uren van pijn en verdriet, van stilte en vrede, met verhalen over vroeger, vragen over het nu. Mijn oom, die altijd de oom van de grapjes was geweest, verkeerde al in een andere wereld, soms leek er nog contact mogelijk. Mijn nichtje voerde hem water- en roomijs, daarna stukjes banaan. Het was een ontroerend tafereel.
Leven gaat altijd anders dan je verwacht. Doodgaan ook, volgens mij. Eenmaal thuis hoorde ik dat Aart van der Houwen is overleden. Hij werd omschreven als een ‘kleurrijk liberaal’, waarachtig precies het tegenovergestelde van een kraai. Aardige Aart, ik zie hem zo fietsen door de stad. Ik kende hem niet goed, toch kan zo’n doodsbericht je raken. En, zoals gezegd, ik vond hem sympathiek.
Ook Nanny Senator-Koppel is er niet meer. Ze was, met haar inmiddels overleden echtgenoot Fred Senator, verbonden aan de synagoge in ons stadje, én samen met hem hoofdpersoon uit mijn boek De Senators, verweven levens.
Op de haard gaat nog een houtblokje. Volgens mij was het John Lennon, de Beatle van de wijze uitspraak.
Pijler
Soms hangt hij rond,
zo’n beetje langs de randen
van gebeurtenissen.
Minzaam kijkend door
zijn toegeknepen ogen
naar hoe ik, hoe wij
druk bezig zijn met leven.
Soms rijst hij als een pijler
uit het onverwachte,
schrik ik van hem,
rust ik op hem,
vraag ik me af of hij een zij kan zijn,
de dood,
en of zij zachter –