Columns

Kiemkracht

Terwijl-ie de trap afloopt, begint het denken. Voor hem hoort dat bij het begin van het jaar. Contempleren, liefst al wandelend. Natuurlijk gebeurt dat tijdens de verdere kalendermaanden en andere bezigheden ook, zo’n type is-ie nou eenmaal, maar deze eerste, nog maagdelijke dagen lenen zich bij uitstek voor een gedetailleerde analyse van wie hij nou eigenlijk is geworden. Of nog altijd aan het worden is. Terwijl-ie de hond uitlaat.

Vagelijk herinnert hij zich dat-ie vorig jaar rond deze tijd voornemens was om meer in de details te duiken. ‘Geluk zit in kleine dingen,’ was zijn devies. De tegelwijsheid mag cliché zijn, hij vond en vindt het een waarheid als een kudde. Of preciezer gezegd: hij zou willen dat de bewering waar is, voor hem. Daarom wenste hij zichzelf meer in die richting te sturen.

Is dat gelukt? Hij vraagt het zich nog net niet hardop af, terwijl hond en hij de hoek omslaan en in de richtig van de Grote Gracht wandelen. Meteen daarna popt nóg een vraag op. Laat ik het bij vandaag houden, heb ik vanmorgen van kleine dingen genoten? En hoe? Het ochtendritueel gaat aan zijn geestesoog voorbij. Opstaan, de hond begroeten, ontbijt maken en nuttigen – het zijn allemaal kleine dingen. Maar om nou te zeggen dat hij er enorm van genoot… nou nee, dat is te sterk uitgedrukt.
Het eerste ding, dingetje eigenlijk, dat hem echt plezier deed vandaag, vond plaats net voordat hond en hij uit wandelen gingen. Hij had de veters van zijn sneakers nog niet ontstrikt na het rondje van gisteravond, en wilde de schoenen aantrekken zonder allerlei handelingen te hoeven verrichten: strik ongedaan maken, veters loswrikken, opnieuw strikken, dat werk. Maar een schoenlepel had hij niet. Dat was nou echt zo’n voorwerp dat hij structureel vergat aan te schaffen, misschien kon hij zich voornemen het binnenkort te doen, dacht hij terzijde. Hoe dan ook, op tafel had hij een folder gevonden, van de plaatselijke toko. De informatie was gedrukt op dik papier, hij had het dubbelgevouwen en vervolgens kunnen gebruiken om op redelijk soepele wijze in zijn schoenen te komen. En dat terwijl hij een dubbel paar sokken droeg, vanwege de venijnige kou en de gure wind. Kijk, dát had hem voldoening gegeven, en het gaf hem opnieuw een aangenaam gevoel, nu hij er aan terugdacht.
Dat én het artikel in zijn lijfblad, of laten we het één van zijn lijfbladen noemen. Dat handelde over het lyrisch ik. De gebruikelijke én eenvoudigste aanname is dat in lyriek de dichter zelf spreekt, dat zijn eigen persona zou aan het woord zijn. Vooral vrouwelijke schrijvers en dichters zouden op die manier worden afgerekend op de zogeheten feiten uit hun tekst. De auteur van het artikel pleitte tegen die usance.
Hij is het er hartgrondig mee eens.

Tegengif

Een passerende glimlach, een vogel die zingt,

De geur van de regen, een bries die omringt.

In kleine momenten zit grootsheid verborgen;

kiemkracht vandaag – de belofte voor morgen.