Columns
Eke Mannink
Een dode bever aan de oever van de IJssel.
Het bruggetje bij de Dieserstraat. Een groep jonge Japanners staat foto’s te maken van de bloesem. De prunus naast het Leeuwenhuisje heeft ze in de ban. In Japan is bloesem heilig. Mooi dat ze dat meebrengen naar landen waar ze op bezoek zijn. Twee vrouwen vergelijken hun beeldresultaten. Het heeft net geregend. De roze blaadjes ogen hier en daar lichtbruin, en wat verwaaid. Maar in de gauwigheid, wanneer ik de groep passeer, zie ik dat ze een bloesemknop tot in de perfectie hebben vereeuwigd. Ingezoomd, tegen het strakblauw.
De bever. Een groot lijf met prachtige klauwen, bewegingsloos op de oever van de IJssel. Of hij er nog ligt, weet ik niet. Hij blijft door mijn hoofd spoken. Ook wanneer ik over het paadje langs de Berkel loop en de bloesemende bomen bij Sutfene zie. Een heilige drie-eenheid. Wat zijn ze mooi. Teer en sprankelend. Kwetsbaar en sterk tegelijk.
De bever lag een paar dagen geleden langs de rivier, met een vriend en de hond wandelde ik langs hem. ‘Wat ligt daar nou?’ gebaarde ik, een metertje of vijftien ervandaan. ‘Dat lijkt wel een zeehond.’
De vriend moest even zoeken, zijn ogen vonden het gevaarte ongeveer tegelijkertijd met de neus van mijn hond. ‘Weg, Hazel!’ riep ik, al springend over het mogelijk ziektekiemen verspreidende dier. Hazel, meer rivier- dan zeehond, stoof alweer door naar het volgende welriekende dat ze aantrof, een holletje tussen het oeverriet.
‘Dat is een bever,’ zei vriend. ‘Een door het water nogal opgezwollen bever.’
‘Wat een dier, hè,’ zeiden we zachtjes.
En we bleven een tijdje staan kijken. Het was een trieste aanblik, al wisten we niet of het een bejaarde bever betrof, aan ouderdom gestorven na een mooi leven. We wisten niets. Maar dat behoorde zomaar tot de mogelijkheden.
Inmiddels fiets ik langs de stadsmuur en kijk naar de magnifieke magnolia in de tuin van huize Sint Elizabeth. Hij straalt zijn stadsgenoten tegemoet, zo mooi. Het duurt maar even. Mocht u hem nog niet gezien hebben dit jaar, fiets of loop er even naartoe. De bloesemtijd duurt maar even, een heftige regenbui kan zijn schoonheid subiet verpletteren.
Er is geen verband. Dacht ik. De bever bleef maar rondspoken in mijn hoofd, met de bijbehorende vragen: hoeveel bevers wonen er langs de IJssel? Hebben ze een goed leven? Wie zijn hun vijanden? Moeten we deze vondst melden? Vriend had dat geprobeerd, maar stuitte op een bureaucratisch digitaal proces en moest zijn doopceel prijsgeven alvorens hij gewag kon doen van onze ontdekking. Dan maar niet, besloot hij.
En de bloesem duikt overal op in ons stadje. Soms woest, soms ingetogen.
En wat blijkt? Er is toch een verband. De magnolia wordt ook wel beverboom genoemd. Omdat men vroeger dacht dat de boom het lievelingsvoedsel van de bever was.
Zo is de cirkel weer rond.