Columns
Lichtjes aan weerszijden in de berm, ik tuf ertussendoor om naar huis te gaan. Het is mooi geweest. Ik was op een bruiloftsfeest, om precies te zijn een feest dat een bruiloft van dertig jaar geleden memoreerde. Het was op een prachtig perceel, naast de boerderij van de destijds getrouwden. Ze hadden hun landgoed omgetoverd tot een waar festivalterrein met tenten, tafels en een podium.
Een paar dagen geleden besteedde het NOS-journaal aandacht aan ‘mensen die komende zaterdagavond een feest of festival organiseren.’ Met de wedstrijd Turkije-Nederland in het vooruitzicht móést iedere organisator er iets mee, volgens de nieuwslezer.
Dat gold ook voor het bruidspaar uit Oeken.
In de schuur achter de kraam met sateetjes hing een groot scherm. Ik gok dat daar tijdens de eerste helft zo’n dertig tot veertig mensen zaten, en in de deuropening stonden te kijken. Weinig voetbalminnend als ik ben, moet ik gokken – ik heb geen moment gekeken.
Na een plenair spel over het huwelijk van de twee, een volksdansdemonstratie, lekkere hapjes en drankjes her en der, gemoedelijke gesprekken bij een vuur, een bezoek aan een tenenlezeres en een waarzegger in een schattig tentje – de beide laatste activiteiten in stereo uitgevoerd met een medebezoekster die vertrouwd aanvoelde –, na poseren met een kunstzinnig blauw hert aan een boomstam, lachen, ijs eten en uitgebreid dansen besloot ik naar huis te keren.
Aldaar wachtte mijn geliefde die wegens omstandigheden niet mee had gekund. ‘Hoe is de wedstrijd?’ vroeg ik hem aan de telefoon, toen ik door het weiland liep dat als parkeerplaats diende. ‘Best slecht,’ zei hij. ‘Ze zijn niet erg in vorm.’
Tussen de bermlampjes springt de autoradio als vanzelf aan. Radio 1. Twee opgewonden stemmen, die live verslag doen van de wedstrijd. Het enthousiasme springt ervan af. De radiomannen zien hoe Nederland zijn kansen langzaam begint te pakken. ‘… Dit is natuurlijk wel het recept: gebruik de lengte, gebruik de kracht…’ Voor ik het weet zit ik in gedachten live in Berlijn, terwijl ik over een bijna verlaten nieuwe brug rijd. In het wit, want dat was de dresscode.
‘Nederland komt met de schrik vrij,’ hoor ik na de zoveelste bijna-goal van de Turkse ploeg. De verslaggevers spreken hun verlangen naar Joey Veerman uit. Hij loopt warm. Ik ook, voor het vervolg van de wedstrijd.
‘Een dik half uur heeft Nederland nog,’ roept de radio, ‘om dit échec te voorkomen.’ Lang niet meer gehoord, dit wat ouderwetse, statige woord. Even later zijn onze jongens in de aanval, het Turkse publiek laat keihard fluitend horen wanneer Nederland aan de bal is. Handig, voor radioluisteraars.
‘Oooooooooo,’ opwinding klinkt door de speakers. En even later: ‘Stefan de Vrij scoort… het is 1-1 in de zeventigste minuut! Oranje is terug in de wedstrijd!’ Gejuich en gefluit, emotie en drama met uitroeptekens.
Ik zit te genieten achter het stuur en neem me voor: de volgende keer als we voetbal kijken, zet ik de radio erbij aan voor het commentaar. Keihard.