Columns
Eke Mannink
Heeft u er ook last van? De weken denderen door, tijd hinkt-stapt-springt als een malle voorbij, en voor je het weet zijn de dingen waarop je je verheugd hebt, alweer achter de rug. Het zal bij ouder worden horen; relatief gezien gaan de dagen, weken, jaren steeds sneller.
Een paar weken geleden was het kermis in de stad. Ik geniet dan altijd extra van de verplaatste markt: die slingert zich vanaf de Paarden- via de Boompjeswal, naar de Martinetsingel. Dat voelt heel Frans, zo’n lint met kramen. Alsof we opeens duizend kilometer zuidelijker zitten.
Laatst schreef ik in dit hoekje over nederigheid, wel – ik werd nederig toen ik over de kermis liep. Het was al laat. De stampende, kreunende en suizende apparaten waren tot stilstand gebracht, een deel ervan was bedekt met zeilen. De laatste personeelsleden vertrokken naar huis. Ik liep met mijn hondje over de Groenmarkt en keek naar de hemel. Daar stond de maan. Zij was groot en oranje, hing roerloos in het donker heelal en leek de wereld aan onzichtbare touwtjes te hebben. Ik voelde me dus plotsklaps nederig.
Toen een lange jongen met een reusachtige beatbox op zijn rug een jazzy nummer voorbijfietste, werd de markt een nachtelijk podium. Saxofoontonen ketsten helder tegen de fontein, de zwoele zangstem verdween in het duister, met de rug van de jongen.
Als aan de oude klinkers genageld bleef ik een tijdje naar de hemel staan staren, tot de hond me terug de realiteit in trok, in de richting van de Zaadmarkt. Gebiologeerd, zo nu en dan over mijn eigen voeten struikelend, kon ik niet anders dan naar boven kijken. De immens oranje, stralende, volle maan, lonkte. Leek te knipogen, minzaam te groeten.
Even later zit mijn dochter, die de maan óók gadesloeg, te chillen op de bank, haar telefoon in de hand. ‘Ik weet wat we gezien hebben,’ vertelt ze. ‘De blauwe supermaan!’
‘Maar hij was oranje!’ antwoord ik.
‘Klopt,’ zegt dochter, ‘ze noemen hem blauw, maar hij is inderdaad oranje-geel, en groter dan normaal.’ Ze legt uit dat de maan niet een cirkelvormige, maar een ovale baan om de aarde trekt. Je hebt dus gelegenheden waarop-ie dichterbij staat dan anders. Als-ie zo dichtbij staat, heet dat een supermaan. Een blauwe maan is de benaming voor de tweede volle maan binnen één maand. Ik vraag me af of daar de uitdrukking ‘blauwe maandag’ vandaan komt. Lijkt me logisch, maar na enig onderzoek kom ik erachter dat die theorie omstreden is.
‘Sommige mensen zien een verband met het Engelse ‘(once in a) blue moon‘, dat ‘hoogst zelden’ betekent. A blue moon is een aanduiding voor de dertiende vollemaan van het jaar of de tweede vollemaan in een kalendermaand.’
‘Het is maar goed dat we hem gezien hebben,’ gaat dochter verder. ‘Pas over veertien jaar is er weer één!’
Ik slik. Tijd mag dan snel gaan, die nieuwe blauwe maan klinkt nog héél ver weg. Gelukkig.