Stedendriehoek

GOED BEKEKEN – Onrecht

Mijn dochter woont aan de Via Fausto Pelotti 16 in Rome. Tijdelijk dan hè. Vijf nachten lang. Gelukkig is dit dag zes. Haar nieuwe adres voelde enigszins vertrouwd, want het is ook ons eigen huisnummer. Verder schijnt het er in Rome behoorlijk anders aan toe te gaan. De eerste avond schreef ze even na elven: We zijn net pas thuis. Pizza gegeten. Blijkbaar heel normaal om tot zo laat in de stad te blijven.’

De derdejaars-leerlingen tweetalig onderwijs van het Isendoorn College in Warnsveld doen aan internationale excursies. Ze waaieren uit naar verschillende steden in verschillende landen. Klas 3TVT is verspreid over Romeinse gastgezinnen. De leerlingen trekken op met Romeinse leeftijdsgenoten en komen erachter hoe het is om in Romeinse klaslokalen te zitten. Geweldige kans lijkt me, om werkelijk te vertoeven in het leven van alledag aldaar.

Intussen beleven wij Italiaanse toestanden.

Vandaag: de warmste februaridag ooit gemeten.

Zoon en ik hangen op de terrasbank tegen elkaar aan, omringd door kwetterende mussen, mezen en het gekras van roeken in de verte. Af en toe gekletter van een steiger die wordt afgebroken voor een monumentaal pand. Het werk zit erop, opgewonden stemmen weerkaatsen tegen de oude muren.

Met moeite hijs ik me uit de zon. Tijd voor actie. Ik overtuig zoon om mee te gaan naar de Nieuwstad; moet nog iets ophalen bij de kleermaker die daar zit.

Vorig jaar kocht ik een jurk. Een zwierige. Met een diepblauw ginkgo-blaadjes-patroon, de kleur geeft bijna licht. De jurk was enorm in de aanbieding, maar nog altijd duur. Hij zat als gegoten, maar was te lang. Toch zwichtte ik.

Maanden hing hij aan de buitenkant van mijn kledingkast. Ik keek ernaar, genoot van de stof. Maar het voelde stom: dan koop je een jurk, kun je hem niet aan. Dus leverde ik hem in bij kleermaker Nasser. Een beminnelijke man die oorspronkelijk uit Iran komt. Tijdens het passen en meten had hij verteld over het Ottomaanse rijk, de strijd die in de 17e eeuw al woedde, had uiteindelijk geleid tot de verwoestingen van vandaag. Hij emigreerde in 1990 naar Nederland en kan als politiek vluchteling niet terug.

Wanneer zoon en ik zijn atelier binnenstappen, zit Nasser achter zijn naaimachine.

De jurk is onrecht zegt hij. Zoon kijkt mij niet-begrijpend aan. Ik kijk naar Nasser. De jurk gebaart hij, hij was onrecht.’ Ik kijk naar de etalagepop naast de pashokjes. Die draagt de ginkgojurk. Eindelijk begrijp ik het.

‘Ahhh roep ik, niet recht. De achterkant was langer dan de voorkant! Jahaa dat klopt.’

Door alle geschiedenisverhalen hadden we het niet lang over de in te korten jurk gehad. Zoon legt uit wat ‘onrecht’ betekent. Nasser knikt we lachen alle drie.

Door de afgekoelde februarizwoelte lopen we naar huis. Ik leg mijn arm over zoons schouders. Pling. Een telefoonbericht. ‘We zijn geland!’ Het Isendoorn-vliegtuig is op Schiphol aangekomen. Ik zucht opgelucht en kijk naar mijn zoon. Tijd voor een lente-ijsje.