Stedendriehoek
Column Eke Mannink
Voor het eerst sinds dagen oogt de hemel gesloten, niet langer stralend en open. Hond en ik sjouwen door de bladeren langs de Martinetsingel. Staan even stil bij Else op het Bornhof, het bronzen beeld van de afgelopen zaterdag plotseling overleden kunstenaar Maité Duval. Af en toe leert het leven ons scherpe lessen. Geliefden worden zomaar weggerukt. Een dag later overleed mijn vriendin Monique uit Utrecht. Drie jaar geleden kreeg ze longkanker, ze kwam er bovenop en werd alsnog door de ziekte geveld.
Vanuit een ooghoek zie ik dat Brigitte van het modehuis op de Schupstoel aan de koffie zit bij de mevrouw van Limburgia, zoals ze iedere ochtend doet voor ze haar zaak opent. Dat troost een beetje. Net als de aanblik van de dieprode en donkergele herfstbladeren die als confetti bij onze voordeur liggen: afterparty van de herfst.
Zo. Tijd voor koffie.
Daarna is er geen ontkomen meer: aan het werk.
Urenlang zijn hond en ik verdiept. Zij in haar dromen, waarschijnlijk over maaltijden, en collega’s om mee te ravotten. Ik in een publicatie-in-wording over een joodse familie met een bijzonder geheim.
De tijd tikt door, de kachel snort, de lunch wordt vergeten.
Met een zwaai komt zoon van twaalf – pardon: bijna dertien – de werkkamer binnen.
De school is uit, zo laat al.
‘Mahaaaam?’ Zijn liefste blik.
‘Ja schat?’
‘Ga je mee naar Dullaert?’
Dullaert is, zoals u waarschijnlijk weet, een ijzerwarenhandel aan de Nieuwstad. Een van de oudste familiebedrijven in Zutphen. Het is een wekelijks uitje geworden voor zoon en mij; hij is handig en ik heb nogal wat projecten. Voor zover ik weet loopt er op dit moment niets. De boekenplanken hangen, in de lavendelblauwe kast die we langs de straat vonden zijn de deurtjes teruggezet en het televisiesnoer is netjes weggewerkt.
‘Wat heb je nodig?’ vraag ik.
Zoon staat bij de kachel, houdt zijn handen in de opkringelende warmte.
‘Een scharnier,’ zegt hij ernstig. ‘Eentje dat twee kanten op kan.’
Er komt een maffe symbolische gedachte in me op bij dat antwoord.
‘Maar ik ben aan het werk!’ pruttel ik. ‘Zit midden in een hoofdstuk.’
Zoon hurkt teleurgesteld bij de hond.
‘Mag ik jouw vraag in een column gebruiken?’ vraag ik dan. Mijn liefste blik.
‘Alléén als je NU meegaat naar Dullaert,’ antwoordt hij gevat.
Ik moet lachen en houd mijn handen ook even boven de kachel.
De winter lijkt zelfs naar binnen te sijpelen.
‘Oké dan,’ stem ik in. ‘Mijn concentratie is toch weg.’
Het is inmiddels tegen vijven. Er heerst drukte in de straten. Fietsers spoeden zich naar huis, de donkerte dwarrelt al neer. Passanten met volle boodschappentassen, winkeldeuren die open en dicht gaan.
Mijn zoon praat over het technische hoogstandje dat hem voor ogen staat. Ik denk aan Monique, voel me verdrietig en dankbaar tegelijk, ben blij dat ze lang in mijn leven was. Ik denk aan de geliefden van Maité, die haar zullen missen, en aan de beelden die ze heeft nagelaten. Als stille getuigen van hoe de wereld ooit was.