Stedendriehoek
Mijn columnistenhart bloedde. Het was vrijdagmiddag en ik ondernam iets met mijn zoon. In Deventer. Terwijl op dat moment de Black Lives Matter-demonstratie plaatshad, die van de IJsselkade naar de parkeerplaats van de Hanzehal was gedirigeerd.
Black Lives Matter is natuurlijk geen goede slogan, probeerde een stemmetje in mijn hoofd: All lives matter. Maar daar kwam ik niet mee weg bij mezelf. Na de gewelddadige dood op George Floyd eind vorige maand werd de roep van de internationale beweging luider. En terecht.
In een armetierige poging enigszins een beeld te krijgen van hoe het er bij de Hanzehal aan toe was gegaan, bekijk ik op mijn laptop een filmpje van dagblad de Stentor. Aan mijn voeten een zwarte retriever, die zich in de zon heeft genesteld, maar weldra naar de koelte binnen zal vluchten. Waarschijnlijk wanneer ik mijn gevulde koek heb verorberd. Ze lijkt de bewuste slogan te personifiëren terwijl ze toekijkt bij iedere hap.
Ik zie de demonstranten – 285 waren er – de anderhalvemeterregel keurig in acht nemen. Sommigen dragen een mondkapje, een aantal toont een tekst. Racism is small dick energy roept een karton met dicht opeen geschreven letters. Ook Zutphen demonstreert in het Engels, of in het Amerikaans, beter gezegd. De organisatoren, in de regionale pers steevast aangeduid als ‘zestien tienermeiden uit Zutphen en omstreken’ roepen vanaf het podium: No justice! No peace! Black lives matter, waarbij de t ternauwernood wordt uitgesproken. The Yankee accent, van origine is Yankee overigens een scheldwoord. Het zou van Jan-Kees, Jan-Kaas of Jannekes komen: zo betitelden de Britse kolonisten de inwoners van de Nederlandse kolonie Nieuw-Nederland.
Ik denk terug aan gisteravond.
Tijdens het overdragen van de hond – een vriend wandelt veel met de zwarte viervoeter, bovendien spendeert ze graag tijd in zijn stadstuintje – in het pittoreske straatje Armenhage ontmoetten we twee tieners. Een slungelachtige jongen van een jaar of vijftien, en een klein kordaat meisje, misschien iets jonger. Vriend en ik stonden voor de stadsmuur te praten over de afgelopen dag. De jeugd passeerde.
‘Het lijkt hier wel de Efteling,’ zei het meisje. De jongen knikte en keek omhoog. ‘Zouden hier mensen wonen?’
‘Zeker wonen hier mensen,’ hoorde ik mezelf zeggen. ‘Dit is de oude stadswal. Vroeger waren kleine huisjes opgetrokken in de nissen. Daarom heet het hier Armenhage, waar de armelui woonden.’
De tieners hadden haltgehouden.
‘U bedoelt zeker zwarten?’ zei de jongen. ‘Arme zwarte mensen?’
‘Nee, dit gaat over de vijftiende eeuw,’ zei ik. ‘Toen woonden hier nog geen zwarte mensen.’
‘Maar de slavernij en zo?’ ging hij verder.
Op dat moment gebeurde er iets onvoorstelbaars. De jongen keek naar de hond, die haar riem uit enthousiasme voor de nieuwelingen strak deed staan. Hij werd bang. Nooit eerder had ik bij iemand angst in de ogen gezien, veroorzaakt door onze lobbes.
‘Kom,’ maande de jongen zijn metgezel. ‘Doorlopen. Die hond is wild.’
Verbouwereerd keken we ze na. Ik wilde net aan een college geschiedenis beginnen, had al bedacht hoe ik de link met de demonstratie van afgelopen vrijdag kon leggen, maar de tieners renden ervandoor.
De goedheid zelve keek onschuldig omhoog.
‘Dan maar naar huis,’ leek ze te zeggen. ‘Het is zo onderhand wel weer etenstijd.’
Eke Mannink is schrijver & voormalig stadsdichter van Zutphen. Vanuit het hart van de stad houdt ze wat ze ziet poëtisch tegen het licht. Want als je goed kijkt, zie je méér. Iedere week weer.