Stedendriehoek
In de lange rij voor de bakkerskraam op de markt die zakken met dertig soesjes voor één (1!) euro verkoopt, staan dochter en ik bemondkapt te wachten. De rij reikt bijna tot aan de voorgevel van Dat Bolwerck en er zit niet eens anderhalve meter tussen de wachtenden. Dochter ziet een schattige pup aan de overkant en allebei denken we aan onze eigen hond, die op de garagevloer ligt te wachten op haar dood.
In zekere zin zou je kunnen zeggen dat alle levende wezens uiteindelijk wachten op hun dood, terwijl ze andere dingen doen, maar onze flatcoated retriever van zeven, bijna acht, heeft een tumor in haar rechterachterpoot en kan bijna niets meer. Daarom komt de dierenarts binnenkort langs om haar te euthanaseren, zoals dat heet. Dit zijn dus droevige afteldagen.
‘Loop maar door, hoor,’ roept een marktmeisje naar dochter en mij. ‘Vooraan is plaats.’
Dat ging sneller dan we dachten. We kopen croissants, een waldkorn en soesjes. Op weg naar huis bespreken we de obsessie van Vlok – zo heet onze hond, vanwege haar vroeger zo dartele dwarrelen (dat was het echt, meer dan lopen) – met brood. Het is haar onbetwiste lievelingseten.
Het afgelopen jaar heeft zich een ritueel gevormd.
We hadden er al een paar. Met stokken spelen langs de IJsseloever. Haringkoppen en -staarten uit de handen van Karel de visboer kijken: Vlok heeft een diep-tragische én tegelijkertijd peilloos lieve blik. Zwemmen bij de fontein in de Grote Gracht. Maar goed, een nieuw ritueel ontstond dus. Bij bakkerij Nijkamp aan de Beukerstraat kreeg ze iedere keer een wit bolletje. Ik schreef er al eerder over in dit krantenhoekje: uit eigen beweging snelde ze graag, met of zonder riem, in de richting van die bakker. Eén keer jatte ze een croissant uit de etalage, tot hilariteit van de medewerkers. Sindsdien is ze favoriet bij alle bakkersvrouwen.
Dag in dag uit ging de eerste wandeling naar de Nijkampjes. Vlok trok de lijn strak en ontlokte passanten uitroepen als: ‘Zo, die heeft haast!’ En, steevast hoorden we: ‘Wat een glanzende hond, wat een prachtig beest!’ en variaties daarop. Dan ga je niet uit staan leggen dat ze wel heel mooi en lief is, maar ook heel ziek. Bij de bakker deed ik dat op zeker moment wel. Het werd namelijk gênant: Vlok vlijde zich, als best grote hond, namelijk steeds uitgebreider op het welkomstmatje in de glazen pui. Geen klant kon er meer moeiteloos in of uit. Toen bleek dat dat door de pijn kwam – om haar poot te ontzien ging ze op zo’n uitgebreide manier liggen – kregen de klanten instructies om over haar heen te stappen.
De bakkersvrouw die Vloks grootste fan is, noemt zichzelf een ‘enorme hondenliefhebster’. In haar ogen zie ik het mededogen steeds groter worden, als Vlok naar haar plek in de deuropening strompelt. Met grote precisie voert ze stukjes van het witte bolletje, iedere keer weer.
‘Zachtjes,’ roep ik soms, als de hond het brood met bovenmatig gretige happen uit haar vingers trekt. ‘Dat doet ze ook hoor, zachtjes,’ zegt de bakkersvrouw dan zachtjes – haar blik zonder onderbreken op het grote zwarte lijf gericht.
Nog een paar dagen en dan kan het nooit meer.
Dan is het ritueel voorbij.
Dankjewel, lieve bakkerijdames.
We blijven jullie heerlijke desembrood-met-pitten kopen.
Maar wat zal het kaal voelen.
Eke Mannink is schrijver & voormalig stadsdichter van Zutphen. Vanuit het hart van de stad houdt ze wat ze ziet poëtisch tegen het licht. Want als je goed kijkt, zie je méér. Iedere week weer.