Stedendriehoek
Zodra het licht zich terugtrekt uit de lucht, beetje bij beetje,
voeren de merels en de lijsters en de spreeuwen
hun gesprek een toontje luider, steeds iets meer:
gekwetter galmt van tak naar tak
naar tak.
Een vraag, een sneer, een echo,
oeverloos gezang.
Terwijl de donkerte zich vouwt tussen de bomen
weerklinken monologues exterieurs, weeklachten,
oden, je zou zweren: dromen van de vogels
over lome zomeravonden
en nesten onder loof.
Dan is het licht vertrokken en zijn de vogels stil.
Sommige dagen hebben een leitmotiv, iets dat terugkeert en soms achteraf pas opvalt. Het kan een woord zijn dat telkens klinkt of tevoorschijn komt; op muren, in kranten, tijdens gesprekken – of een deuntje dat rond blijft zoemen in je hoofd.
Vandaag zijn het vogels.
Daar kwam ik al vroeg achter: vanochtend zong er een mees door mijn slaapkamerraam. Tenminste, ik denk dat het een mees was, ben niet zo’n vogelkenner. Hij of zij begon langgerekte, snerpende tonen uit te stoten. ‘Wakker worden!’ zo klonk het in mijn oren. Ik tastte naar mijn beeldschermpje naast het bed, dat gaf aan dat het half 5 was. Ik draaide nog eens om onder het dons (van origine ook van vogels, trouwens), begeleid door het luide ochtendgebed dat na een tijdje stopte.
Na een paar uur laptoppen – ik mail met iemand die ik van vroeger ken, waar woonde hij ook alweer in Utrecht? Jazeker, in de Vogelenbuurt – is het tijd om te bewegen. Met vriend maak ik een wandeling door de in lente ontluikende stad. Ganzen vliegen over, mussen tsjilpen in struiken, langs de IJssel zien we een stel reusachtige meeuwen, die parmantig over de kademuur paraderen. Zijn het grote zilver- of kleine mantelmeeuwen? De echo van een kenner klinkt in mijn hoofd, maar hoe het precies zit… iets met zwarte dan wel grijze vleugels. Hoe dan ook: wat zijn er veel vogels in onze stad!
Met dochter skate ik een paar uur later over het fietspad langs de Lidl, een ommetje richting de rondweg makend, om via de Mars naar huis te zoeven. In een sloot zien we futen, eenden, dodaarsjes, ik tuimel bijna achterover als ik een groep luid gakkende ganzen met mijn ogen langs de hemel volg (heerlijk geluid, dito gezicht) en in een berk zit een zonnig zingend roodborstje. Voor een uitgesproken niet-ornitholoog zijn dat best veel observaties.
Wanneer ik in de keuken rommel en de radio aanzet, hoor ik de stem van Wouter Koolmees. Maar nee, wat deze demissionair minister te zeggen heeft kan ik niet lang tot me nemen: ik moet naar de fontein.
Vanwege een afspraak in de zon met een voormalig stadsdichter.
Ze heet Merel.
Eke Mannink is schrijver & voormalig stadsdichter van Zutphen. Vanuit het hart van de stad houdt ze wat ze ziet poëtisch tegen het licht. Want als je goed kijkt, zie je méér. Iedere week weer.