Stedendriehoek
Soms, best vaak, denk ik na over de gelijktijdigheid der dingen. Dan maak ik bijvoorbeeld een nieuw badkamerkastje schoon, op afspraak aangeschaft in de H.A.N.D., in de Kolenstraat (het kan weer!), terwijl ik denk aan de achtertuin van de schoonheidsspecialiste Anne-Marie Kunst aan de Emmerikseweg.
Zij voert coronatests uit onder de buitenkachel, neemt het neusslijm mee naar binnen en controleert in haar huiskamer of de zojuist geteste mens het virus bij zich draagt. Zou ze op het moment dat ik met een doek over het bamboe-laatje strijk, een wattenstaafje uit een neusgat trekken? Zou ze iemand telefonisch geruststellen, of juist wachten op een uitslag terwijl ze zichzelf een koffie inschenkt? Ik zal het nooit weten. Ik ken mevrouw Kunst niet, begreep uit dagblad De Stentor dat het vooral jongeren zijn die om een test verlegen zitten dezer dagen; om te weten of ze naar school kunnen, en niet onnodig te hoeven wachten.
Die laatste zinsnede deed me deugd: jongeren willen in dit stadium van de crisis naar school, graag zelfs. Online lessen zijn ook niet alles, dat is inmiddels wel duidelijk.
Ik glimlach wanneer ik de groene zeep in het water doe, de geur brengt me terug naar een vriendin die er niet meer is. Tegelijkertijd denk ik aan Joe Biden. Zou ie over dat vliegtuigtrapje zijn gestruikeld omdat hij aan zijn oude herder dacht, de hond die het Witte Huis moest verlaten omdat hij het personeel beet? Misschien zit Biden op dit moment naast de mand, aait hij zijn huisdier. Of misschien poetst hij zijn tanden. Ik zal het nooit weten.
Nou hóór ik u denken: erg ver komt ze niet met dat gemijmer over parallelliteit (wat een prachtig woord trouwens, met die twee maal twee parallelle ellen). Het niet-weten staat centraal, want nu ik in mijn badkamer sta te boenen kan ik niet weten wat een ander doet, een kilometer verderop of mijlen hiervandaan, overzee. En toch, en toch – het brengt me iets.
Het relativeert de dingen, zet ze in een context.
Ik vind het fijn om te bedenken dat mijn dochter aan de keukentafel zit te schilderen, op het moment dat ik het schoonmaakwater wegkiep en de emmer opberg.
Het meest gelukkig ben ik altijd onverwacht.
’t Is iets dat niemand van tevoren vast kan leggen:
wanneer of waar met wie of hoe valt niet te zeggen,
al ben ik altijd blij als jij uitbundig lacht.
De vaatmachine zoemt en wast de vracht
met vuile borden. Jij zit achter een papier.
Je potlood schetst het ene na het andere dier.
Het meest gelukkig ben ik altijd onverwacht.
Eke Mannink is schrijver & voormalig stadsdichter van Zutphen. Vanuit het hart van de stad houdt ze wat ze ziet poëtisch tegen het licht. Want als je goed kijkt, zie je méér. Iedere week weer.