Stedendriehoek
Fred Senator uit Eefde belde vorige week naar het landelijk belcentrum van de GGD om een afspraak te maken voor een corona-vaccinatie. Hij is 83 en had net voor de vorst intrad een oproep gekregen om hem en zijn vrouw aan te melden. ‘Eerst krijg je zo’n bandje,’ vertelt hij. ‘Daarop melden ze dat het gesprek kan worden opgenomen voor trainingsdoeleinden. Daar heb ik mee ingestemd.’
Net als mijn moeder vallen Fred en Nanny Senator in de groep die aan de beurt is. Voor mijn moeder had ik al een afspraak gemaakt. Ik kreeg een uitzendkracht aan de lijn – althans, zo klonk hij: jong en enigszins onervaren – die een hele trits vragen op ons afvuurde alvorens een afspraak in te plannen. Over een van die vragen struikelde Senator.
‘Ze wilden mijn burgerservicenummer weten. “Dat is niet van toepassing en niet noodzakelijk”, heb ik hem toen gezegd. Moet je raden wat er gebeurde – hij brak het gesprek ineens af. Dat is toch niet te geloven?’
Senator had geen zin om zijn bsn-nummer te geven in de wetenschap dat de systemen van de GGD ‘zo lek als een mandje’ zijn. Als Joodse overlevende van een oorlog geef je niet zomaar je gegevens aan een instantie.
‘Ik belde nog een keer,’ vertelt hij. ‘Nou was de GGD die dagen erg lastig bereikbaar en had ik al zeker een keer of tien geprobeerd om ertussen te komen voordat die jongeman opnam, maar gelukkig kreeg ik nu direct weer contact. Met ene Judith. Ik heb haar het hele verhaal verteld en ze was het volkomen met me eens; ze vond dat haar collega het gesprek niet zomaar had mogen beëindigen. Dat is gewoon schandalig. Ik noemde hem een telefoonbok, als equivalent van de typegeit, daar kon ze wel inkomen.’
Wie Senator eenmaal aan de lijn heeft, ontdekt snel genoeg hoe welbespraakt hij is. Die Judith lichtte hij graag toe hoe de vork precies in de steel zat.
‘Toen ik benadrukte dat ik mijn gegevens niet zomaar af wil staan omdat data binnen haar organisatie met één druk op de knop kunnen worden doorverkocht, sprak ze dat tegen. “Dat gat is alweer gedicht, hoor,” zei ze. Maar dat kon ik weerspreken: uit de media blijkt het tegendeel. “Ik ben van nature geen meeloper” zei ik haar nog. Dat begreep ze.’
Met Judith handelde Senator de kwestie af, hij ontving data en tijdstippen voor de vaccinaties van hem en zijn vrouw in de Hanzehal komende maand, zonder dat zijn bsn eraan te pas kwam.
Een kennis vertelde hem onlangs over de nummerplaten voor nieuwe auto’s die werden afgegeven. ‘De J was aan de beurt als beginletter. Dat deed hem denken aan de gele ster die Joodse mensen tijdens de oorlog moesten dragen. In rijkspapieren werd iedereen gekenmerkt; een rooms katholiek was ‘rk’, een protestant ‘prot’, een zigeuner ‘z’ en wij hadden een ‘j’ achter onze naam. Ik zag opeens overal op de snelweg borden die met een J begonnen. Door het geel van de Nederlandse nummers begreep ik wel dat de beste man die link legde. Gelukkig is inmiddels de K aan de beurt.’
Eke Mannink is schrijver & voormalig stadsdichter van Zutphen. Vanuit het hart van de stad houdt ze wat ze ziet poëtisch tegen het licht. Want als je goed kijkt, zie je méér. Iedere week weer.