Stedendriehoek
In onze straat zit een woonhuis met een etalage op de begane grond. Daarin is een schilderij van de Zutphense schilder Bert Strijbos te bewonderen. Ik zie het iedere dag. Onlangs heeft-ie het doek vervangen; er hangt weer iets nieuws.
Dat kwam goed uit, want ik was een beetje klaar met het vorige, en zag er bijna niemand meer bij stilstaan. Dat is veranderd met de komst van dit verse werk: geregeld houdt een voetganger halt bij het raam, om er goed naar te kijken.
Van de week nog, ik zag hoe een man het schilderij over zijn fietszadel gebogen in zich opnam. Heel secuur, leek het vanaf een afstand, zonder zich bewust te zijn van de buitenwereld. Alleen hij en het schilderij bestonden. Ik sloeg hem een tijdje gade.
‘Gaaf hè,’ hoorde ik mezelf zeggen, ‘die besneeuwde dakpannen.’
Als door een wesp gestoken draaide de man zich een kwart slag om. Hij kwam terug uit het schilderij, was weer op straat.
Ik zei bijna ‘sorry’, had hem niet willen storen.
‘Ja, het is prachtig,’ beaamde hij toen. ‘Die diepte… ik ken Strijbos’ werk wel.’ Even leek hij te aarzelen, toen greep hij naar zijn achterzak om zijn telefoon te pakken. Hij klikte wat op het scherm en toverde een beeld tevoorschijn van een jonge vrouw met blote schouders. ‘Heb ik geschilderd,’ zei-ie breed lachend.
Ik keek nog eens wat beter. ‘Hmmm, mooi zeg. U bent ook kunstschilder,’ raadde ik.
‘Dat niet,’ antwoordde de man, ‘ik ben amateur. Ik heb hier heel lang over gedaan. ’t Is in mijn ogen ook wel gelukt, ja. Maar ik heb een broer, die is écht schilder, een prof. En die had er van alles op aan te merken. Dit was niet goed, en daar klopte iets niet….’ De man wees op de onderkant van het vrouwenportret. ‘Dat wilde ik eigenlijk niet horen.’ Hij keek nog even aandachtig naar zijn scherm, alsof-ie de kritische noot van zijn broer heroverwoog, stopte het toestel toen weer terug. ‘Ja, ik kom uit een kunstzinnige familie.’
Ik knikte, en nam afscheid. Moest door naar een afspraak. Zag de man zijn blik weer op de etalage richten. Hij bleef nog even. Wat mooi, zo’n mini-museum in onze stad. Eén schilderij dat zoveel aandacht vangt. Dat is beter dan die negen seconden die kunstwerken in musea gemiddeld ten deel vallen, bedacht ik me. Tja, musea – wanneer kunnen we daar eindelijk weer heen? Naar waar het bijna nooit zo druk is als in Albert Heijn of de Jumbo, maar: nog altijd gesloten. Je zou er uit nostalgie een gedicht over schrijven.
Toevallig binnenlopen.
Het is zo’n dag, het komt zo uit, je slingert eindelijk
eens binnen. Zonlicht valt gezeefd over de vloer
die je betreedt. Je wordt geraakt, je voelt de maker
van het werk haast naast je staan, nee sterker nog:
je voelt de kern van waaruit het ontstond
– katapulterend naar het midden van jezelf.
Eke Mannink is schrijver & voormalig stadsdichter van Zutphen. Vanuit het hart van de stad houdt ze wat ze ziet poëtisch tegen het licht. Want als je goed kijkt, zie je méér. Iedere week weer.