Stedendriehoek

GOED BEKEKEN | Liefdesgedicht

De meivakantie ook alweer achter de rug, mensen. Tijd raast. En blijft razen. 
‘(…) niet de tijd gaat voorbij, maar jij, en ik (…)’ zou Rutger Kopland zeggen. In het vers Tijd uit de bundel met de onvergetelijke titel Over het verlangen naar een sigaret, uit 2001.

Met zoon Rotterdam in de motregen verkend. Verbaasd naar de files wachtenden voor winkelingangen gekeken – intussen appte het thuisfront terug: hier staan ze ook in de rij voor de Rituals –, het ene gave zaakje na het andere op de Nieuwe Binnenweg binnen gedoken, en vernikkeld op een terras bij Delfshaven neergestreken, waar de Rotterdamse hartelijkheid ons weer opwarmde. ‘Het wordt wel weer droog hoor,’ zongzei de dame met het hoge haar en de Jägermeister. Ze proostte op de nattigheid.

Met dochter op een camping in Almen beland, vlakbij de Berkel, in een blikkerende zon die een zomers Frankrijk tevoorschijn toverde. We aten aan een omgekeerde kartonnen doos, speelden Master Mind en luisterden ’s nachts naar de uilen. Ze beantwoordden elkaars roepen, klonken meerstemmig en mysterieus.

Ja, tijd raast. Komend weekend zijn geliefde en ik alweer een jaar samen. We dronken tweeënvijftig weken geleden koffie op een kleedje in het Vogelpark, met zicht op de fontein in de Grote Gracht. We praatten en we lachten, we vroegen en verdiepten, vroegen door, we lachten weer, en dronken en keken en aten een biscuitje met chocoladepasta. Na afloop verwonderden we ons over het feit dat het woord ‘corona’ nul keer was gevallen. Sindsdien zijn we onafscheidelijk.

Binnenkort klinken de verzen uit de Mei van Herman Gorter weer. Zo’n twintig mensen lezen op Hemelvaartsdag beurtelings fragmenten van het uitgebreide werk, het is inmiddels een traditie in Zutphen. Dit jaar, vanzelfsprekend, coronaproof: het publiek kan de happening online volgen.

Gorter schreef ook een liefdesgedicht, dat ik als kind geweldig vond en altijd prachtig ben blijven vinden. De spreektaal, het stromende, het vol zijn van de ander, de onmacht, het ontoereikende – zelfs van taal. Dat zit er allemaal in. Door het ontoereikende te benoemen en voelbaar te maken in woorden, wist Gorter de volheid van de liefde te vangen.

Zie je ik hou van je,
ik vin je zo lief en zo licht –
je ogen zijn zo vol licht,
ik hou van je, ik hou van je.

En je neus en je mond en je haar
en je ogen en je hals waar
je kraagje zit en je oor
met je haar er voor.

Zie je ik wou graag zijn
jou, maar het kan niet zijn,
het licht is om je, je bent
nu toch wat je eenmaal bent.

O ja, ik hou van je,
ik hou zo vrees’lijk van je,
ik wou het helemaal zeggen –
Maar ik kan het toch niet zeggen.

Herman Gorter (1864 – 1927)

Eke Mannink is schrijver & voormalig stadsdichter van Zutphen. Vanuit het hart van de stad houdt ze wat ze ziet poëtisch tegen het licht. Want als je goed kijkt, zie je méér. Iedere week weer.