Stedendriehoek
Column Eke Mannink
Het komt niet iedere dag voor dat een minister hardop citeert uit je boek. Sterker nog – het was mijn eerste keer. Minister Dekker van Rechtsbescherming opende vorige week maandag de startconferentie van het nationaal adoptieonderzoek met een gloedvol betoog over het belang van gedegen studie naar de praktijk rond binnenlandse adoptie.
Hij citeerde daarin uit mijn vorig jaar verschenen roman Zo stroom ik van je over. Bij de bronvermelding maakte hij een fout in zowel mijn voor- als achternaam: in zijn speech heette ik Elke Manning. Dat zette me aan het denken. Op de conferentie stonden verhalen van twaalf vrouwen centraal die duidelijk maakten dat één bepaald moment, één cruciale beslissing, het vervolg van een leven dramatisch kan beïnvloeden. Afstandsmoeders die hun kinderen gedwongen hebben moeten afstaan, geadopteerden die in gezinnen terechtkwamen waar ze niet konden aarden, seksueel misbruik, geheimhouding, manipulatie, bedreigingen, identiteitsproblematiek – diverse aspecten die een rol kunnen spelen in het adoptieproces kwamen aan bod.
Dat de minister zich dubbel vergiste in mijn naam is natuurlijk geen halszaak. Een vergissing is menselijk. Maar het was wel even slikken voor mij, ook omdat de roman deels gáát over het belang van een naam voor de identiteitsvorming van de hoofdpersoon. Eva van Lunteren, geadopteerde, is in het adoptiegezin opgenomen als Evelien. Zij doorloopt een juridische procedure om haar naam officieel terug te veranderen in Eva. Ik ken meer geadopteerden die hun oorspronkelijke naam hebben aangenomen. De beweegredenen verschillen in de details, maar voor iedereen geldt: deze naam doet recht aan wie ik werkelijk ben. Het gevoel van geworteld zijn, van het hebben van een basis in de wereld, is cruciaal voor de gemoedstoestand van velen. Het dragen van de naam waarvan je zelf vindt dat-ie bij je past kan daar een wezenlijk onderdeel van vormen.
Een van de deelnemers benadrukte dat ze niet als ‘adoptiekind’ aangesproken wilde worden door de onderzoekers. ‘We zijn immers volwassen gesprekspartners.’ Zelf had ik moeite met de term ‘informele dwang’ die de onderzoekers hanteerden om aan te geven dat een moeder afstand deed van haar kind onder druk van bijvoorbeeld haar ouders, of andere naaste familieleden. Dit in tegenstelling tot mogelijke ‘formele dwang’ van organisaties. Volgens mij is ‘informele dwang’ een onheus gebruikt eufemisme, te vergelijken met een ‘vrijwillig bevel’ – iets dat gewoonweg niet kán wanneer je er goed over nadenkt. Fout uitgesproken namen, verkeerde woorden… maken we het niet te groot, die kleine dingen? Nee. Onwillekeurig denk ik aan het vers ‘Onvervreemdbaar’ van Ida Gerhardt, te lezen in de Agnietensteeg. Er zit een fout in: er staat ‘kinds’ in plaats van ‘kind’. Al jaren. Bovendien wordt nergens vermeld dat het om een strofe van het vers gaat en niet om het geheel. Sinds kort weet ik dat er ook een komma verkeerd staat. Kniesoor die erop let, zouden sommigen zeggen. Al die jaren blijf ik een kniesoor. En ik niet alleen.
Ik hoop dat het onderzoek naar de precaire problematiek rondom adoptie en gedwongen afstand zorgvuldig zal worden uitgevoerd. En dat ook de namen zullen kloppen.