Stedendriehoek
In een column vermelden dat je verliefd bent, levert veel inzicht op in je lezerspubliek. Vorige week kon ik het niet voor me houden. En, al had ik het zorgvuldig verpakt in een verhaal vol anekdotiek over heden en verleden, het kwam over – heb ik gemerkt. Zowel in het echt als in digi-taal. Zo werd me op straat toegeroepen: dat is nog eens Vlinderwerk! Een grap voor insiders.
Waar schrijf ik deze keer over? Het jammerlijk vernielde Christo-kunstwerk aan de IJsselkade van Just de Wijs zou een onderwerp zijn. Het was er net, eerbetoon aan de overleden Hongaarse kunstenaar, de afgezaagde kastanje én aan de zorgsector. Onverlaten trokken het kapot.
Maar in mijn hoofd en hart speelt slechts één ding. En ik besluit dat ik u, lezer, nog één keer mag lastigvallen met deze privé-aangelegenheid. Het is ten slotte een universeel menselijk thema.
Object-van-liefde en ik fietsen op een zwoele avond naar de IJssel. We trappen door de uiterwaarden en over de dijk. Zien de lucht verkleuren en passeren een hangplek van oudere jongeren die in hun auto’s bijeen zijn gekomen voor een uitgebreid ritueel met lachgasballonnen. We zoeken een plek in het hoge gras waar niet al te veel distels groeien, praten over onze kinderen en toekomstplannen en luisteren onwillekeurig naar de steeds luider schallende speakers van de chauffeurs die met hun ballonnen in de weer zijn. Rapmuziek overstemt hun gelach. Ik heb de verzamelde verzen van een van mijn lievelingsdichters meegenomen: Hans Andreus. We komen er niet aan toe.
Eenmaal thuis diep ik het boek op uit mijn tas, met het plan er nog even in te bladeren. Ik sla het open op een willekeurige bladzijde. Lees dit:
Het is een goed ding liefde zo klassiek te maken
dat goden en godinnen hollen door ons lichaam, (…)
De regels treffen me.
Ze omschrijven zo mooi hoe verliefdheid kan voelen: alsof er goden en godinnen door onze lijven denderen, alsof ze tikkertje spelen en uitbundig lachen – overigens zonder enige kunstmatige veroorzaker van dat plezier.
Het vers gaat door:
maar het is kortstondig, regen op een land van steenstof,
zon in de winterhemel of een halve druppel nectar. (…)
Die woorden zetten me een moment met beide benen op de grond. De beperkte houdbaarheid van het gevoel van verliefdheid, van liefde misschien wel, de kortstondigheid ervan – Andreus noemt het in één adem met de weergaloze beschrijving van het gevoel.
Is het waar? Is er niets aan te doen, aan het prozaïsche vervolg op de poëtische tintelingen die ons doen zinderen?
Geluk is gevaarlijk. Rutger Kopland schreef het al.
Maar ik wil dat even niet weten. Natuurlijk zal dit niet lang duren, en tegelijkertijd: waarom eigenlijk niet? Er bestaan geen richtlijnen of wetten voor vlinderwerk of verlangens, geen RIVM-voorschriften of afbakeningen voor de periode waarin een hart sneller gaat kloppen bij de aanblik van de ander.
Geniet ervan, schrijven lieve medemensen.
Dat doe ik. Dat doen we. Zo lang als het maar kan. En misschien nog wel langer.
Eke Mannink is schrijver & voormalig stadsdichter van Zutphen. Vanuit het hart van de stad houdt ze wat ze ziet poëtisch tegen het licht. Want als je goed kijkt, zie je méér. Iedere week weer.