Stedendriehoek

GOED BEKEKEN | Flarden

‘De Polen hebben corona, dus die zitten in quarantaine.’
‘O ja, joh? Hoe lang dan?’
‘Dat weet je nooit, want iedereen kan het weer op een ander tijdstip aan iedereen doorgeven.’

In gedachten zie ik alle Polen thuis zitten. Het duurt even voor ik doorheb dat de dialoog over het Eurovisie Songfestival gaat, deze week in Rotterdam.
Zo werkt het met flarden conversatie, die je opvangt op straat, door toeval. Wegens luid praten van de ander, overdreven openstaan van jezelf, of een combinatie daarvan. Door toeval aan je toevertrouwd, zonder context, zonder intentie.
‘Kunnen ze wel optreden dan? Ze moeten toch woensdag?’
‘Nee, donderdag. Maar dan nog, de kans is groot dat ze niet aan de voorrondes mee kunnen doen.’
‘Jee.’ De twee kijken elkaar veelbetekenend aan. ‘Ik weet niet hoe jammer dat is, ken dat liedje niet, jij?’
‘Tis geinig, maar niet dat je zegt een topper.’
Op mijn mobiel googel ik tevoorschijn dat het om één positief geteste Pool gaat, het hele team is uit voorzorg in quarantaine.
De straatpraatjesmakers, twintigers vermoed ik – mensen zien er almaar jonger uit, dat krijg je als je ouder wordt – zijn enorm op de hoogte van het Rotterdamse Europa-brede evenement. Ze doen me denken aan klasgenoten van vroeger die met namenlijsten en pennen voor de televisie gingen zitten als het zover was.
Intussen zijn ze de hoek van de Laarstraat om. Als ze links omhoog kijken zien ze de muurregel van Mas Papo: Nooit was er een dag als deze… Ik vermoed echter dat ze daarvoor te veel met hun hoofd in Eurovisieland vertoeven.
Vijf minuten skaten verderop, in Warnsveld, sta ik even stil om van de zon te genieten. Boven het lentegekwinkeleer van de vogels uit klinken steeds duidelijker meisjesstemmen.
Owwwww how cuuuuuuute, echt geweldig!’
Drie pubermeisjes jubelen het uit als ze de kerk in het oog krijgen.
‘Ik zei het toch: het is een heel cute kerkje, echt schattig!’
Ze giechelen erbij. Het achterste meisje ziet hoe aandachtig ik naar ze sta te luisteren en zegt vriendelijk gedag. Ik zwaai terug. We kennen elkaar van vroeger. Zij fietsen al kerkbewonderend schuin achteromkijkend door, ik vervolg mijn tocht, verheugd én lichtelijk verbaasd over zoveel enthousiasme dat deze generatie voor religieus erfgoed aan de dag legt. Maar het ís een mooi kerkje, en dat is het.
Voordat ik Vorden, mijn einddoel vandaag, bereik, vang ik nog een paar fragmenten gesprek van voorbijgangers op.

‘Wist je trouwens dat je ook een lettertype van je eigen handschrift kan maken?’ zegt een man tegen zijn medewandelaar. Het antwoord kan ik niet verstaan, maar dit weetje wil ik graag onthouden.
‘… als iedereen dat zou doen, zou de wereld er meteen heel anders uitzien.’ klinkt uit de mond van een joggende vrouw, die op, ik vermoed, haar dochter reageert, een meisje dat op de fiets naast de jogster rijdt.
Als iedereen wat zou doen? Flarden zijn fantasieprikkelend. In quarantaine gaan? Van zijn handschrift een heus lettertype ontwikkelen? De klimaatproblematiek aanpakken?
We zullen het nooit weten. En dat niet-weten heeft wel wat.
Het zorgt voor ruim denken.

Eke Mannink is schrijver & voormalig stadsdichter van Zutphen. Vanuit het hart van de stad houdt ze wat ze ziet poëtisch tegen het licht. Want als je goed kijkt, zie je méér. Iedere week weer.