Stedendriehoek
In de gauwigheid zag ik een bericht op Twitter voorbijflitsen: Zeg, we gaan toch niet doen of die avondklok ons leven opeens anders maakt? De laatste maanden zitten we toch bijna allemaal na 21.00 uur naar vierkant licht te staren, in de vorm van een tv, mobiel of iPad. En nu voelt het opeens als zwaar om binnen te blijven? Ik weet niet wie het twitterde en kan het niet meer terugvinden in de stortvloed aan digitale berichten, maar ben het ermee eens. De sluiting van de scholen roept minder discussie op dan het verplicht thuis zitten na negenen, best gek eigenlijk.
Nou probeer ik in mijn krantenhoekje niet al te veel aandacht te besteden aan coronagerelateerde zaken, omdat je in de media bijna niets anders meer ziet. Logisch, want ons leven wordt er nogal door bepaald, maar het lijkt me een nobel streven om juist nu oog te houden voor andere dingen. Voor wat er wél is, in plaats van voor wat er niet meer kan.
Ik praat u graag bij over het Poortersklokje, al is dat ook een virusverbonden onderwerp. Zutphens traditie om iedere avond tegen tienen de klok te laten klinken om aan te geven dat de stad op slot gaat, is eeuwenoud. In 1611 vroeg het stadsbestuur aan meester Pieter Pallandt van het Broederenklooster om ’s avonds een half uur voor het sluiten van de poort ‘de klokke te doen luyen om die buiten zijn te waarschouen en zulks tegen 1 goud gulden ’s maands’. Op de site van het stadswandelinggilde lees ik dat oudere inwoners de klok ook wel ‘de papbel’ noemen. ‘Deze naamgeving hangt waarschijnlijk samen met de oude gewoonte om voor het naar bed gaan, na een dag van hard werken, nog een stevig bord pap te eten.’
Hoe dan ook, sinds afgelopen zaterdag klinkt de klok niet om tien voor tien, maar om tien voor negen minutenlang door de te verlaten straten van de stad. Ik vind dat verrassend. Voor een gemeente waar het uurwerk soms maanden (de Wijnhuistoren, de Sint-Jan) stilstaat, is het een behoorlijk alerte reactie.
Ik vroeg mezelf af waarom ik het zo waardeer en vond na enig nadenken het antwoord: het inzetten van een eeuwenoude traditie voor een actueel fenomeen. Het is nog handig ook; mocht je een avondommetje zonder hond maken, dan weet je dat je officieel binnen moet zijn zodra het klokje stil is.
Het is vergelijkbaar met wat het dichtersgilde in onze stad beoogt. Eind deze maand zit de dienst van de huidige stadsdichters, het duo Van Panthaleon van Eck/Hubatka, erop. Stichting Zutphen Literair koos voor een nieuwe vorm, een gilde dat dichters in Zutphen en omstreken bijeen zal brengen door hen met opdrachten te bestoken. Luxor-directeur Hans Heesen had een fenomenaal idee voor het startproject van de gildemeesters. Het heeft te maken met uniek Zutphens cultuurgoed en ene Hans uit Polsbroek, die in 1537 in het bezit daarvan was. De bedoeling is dat er vele tientallen fonkelnieuwe stadsverzen ontstaan in de loop van de komende maanden, geïnspireerd op het bezit van die Hans, uit de late middeleeuwen. Meer verklap ik niet, houd de berichten maar in de gaten. Grote kans dat het vandaag al in de krant staat. Boeiend zal het worden. Opdat het verleden ons blijft voeden. Want, zoals de Amerikaanse schrijver Faulkner schreef: ‘The past is never dead. It’s not even past.’
Eke Mannink is schrijver & voormalig stadsdichter van Zutphen. Vanuit het hart van de stad houdt ze wat ze ziet poëtisch tegen het licht. Want als je goed kijkt, zie je méér. Iedere week weer.