Stedendriehoek
Column Eke Mannink
Van de week liep ik achter een minivrachtwagen, met een grijparm waaraan zo’n bakje zat waar iemand in kan zitten. Dat kon omhoog en omlaag. De man die op en neer ging, deed dat om de stadsverlichting te ontsteken. Het feestseizoen werd geopend. Dat gaf me zo’n oplichtend gevoel dat ik een tijdje achter de wagen aan bleef wandelen, ook al moest ik een andere kant op.
‘Mooie klus hebt u,’ riep ik naar de man toen onze blikken kruisten. Ik projecteerde mezelf in zijn ogen. Wat moest zo’n middelbare vrouw met zo’n onstuimige hond aan de lijn van hem? Zo keek hij: verstoord. Dat klopte wel, ik stoorde hem immers. Toch leek-ie door mijn woorden een beetje aan het twijfelen gebracht. Of het er iets leuker van werd, zijn werk.
‘Ja?’ vroeg-ie, terwijl de wagen de Vaaltstraat in zwiepte. ‘Ja,’ riep ik nog, ‘de stad gaat aan. Door u!’
Een paar dagen eerder waren diezelfde hond en ik iets gaan doen dat ik niet eerder had gedaan: koffie halen bij de stationsrestauratie, terwijl we níet met de trein zouden gaan. Ik had geen melk in huis en zo’n zin in koffie, dat dit plan ontstond tijdens de ochtendwandeling. Op het station heerste een andere sfeer dan gebruikelijk. Her en der stonden mensen op hun mobiel te kijken. Nou is dat eerder regel dan uitzondering, maar ze staarden intensiever naar hun schermen dan normaal. Dacht ik. In de restauratie bestelde ik een cappuccino. De jongen mompelde iets dat ik niet verstond, toen-ie mijn pinpas zag. Even later zette hij een dampende beker voor me en zei het nog eens.
‘U hoeft niet te betalen,’ begreep ik nu. ‘De calamiteiten zijn van kracht.’
Huh? Ik keek hem verdwaasd aan. De jongen rammelde nog wat op de kassatoetsen, vergeefs. Haalde toen zijn schouders op. ‘Alles staat op zwart,’ concludeerde hij. ‘Er kan niet afgerekend worden omdat verderop een schip de brug heeft geramd.’ Dat had ik eerder die ochtend al begrepen: een binnenvaartschipper was tegen de Oude IJsselbrug gevaren. Maar om dan meteen de koffie gratis te maken? ‘Vroeger werden we dan gebeld,’ ging de jongen verder. Hij leek me veel te jong om het over vroeger te hebben, dat had iets ontroerends. ‘Nu springt de kassa gewoon op geblokkeerd. Kun je niets meer.’
Ik bedankte hem voor de financiële meevaller en vroeg me af of een gevulde koek ook tot de mogelijkheden zou behoren. Besloot dat dat toch wat inhalig zou zijn. Hond en ik vervolgden onze wandeling. Later begreep ik dat het treinverkeer tussen Zutphen en Dieren een paar uur had stilgelegen.
Maandagavond. Op weg naar het Literair Café in De Deur. Zonder hond nu, ze voelt zich ongelukkig in mensenmassa’s. Als het net zo druk wordt als tijdens de eerste twee edities barst café De Deur zo weer uit zijn voegen. De frisse winterlucht voelt goed. Feestverlichting twinkelt boven de straten. Ik houd even halt bij de fontein en kijk omhoog terwijl ik een rondje om mijn as draai. Stervormen, linten en lijnen van licht.
Jaaaaaa, de stad is aan.