Stedendriehoek
Column Eke Mannink
‘Wat is ze klein hè? Ik ben groter.’
Twee meisjes poseren aan weerszijden van zangeres Amy Winehouse. Een jongen neemt de foto. De muze van Camden Town staat op een enigszins commercieel aandoende hippiemarkt. Vereeuwigd in brons. U raadt het: vriend en ik zijn in Londen. Onwillekeurig denk ik aan onze eigen muze, op de IJsselkade. Ook zij, de dichter Ida Gerhardt, is kleiner dan je zou verwachten en ook naast haar staan bijna dagelijks toeristen te poseren.
We dalen de trappen af, naar het Regent’s Canal Towpad en wanen ons even alleen, op deze nog redelijk vroege ochtend.
Het gevoel van bevrijding, door het even-weg-zijn, is groot. De voorbije lockdowns trekken hun sporen en de oorlogsagressie op een kleine twintig uur rijden van ons provinciestadje Z. zorgen voor een schuldgevoel. Dat we hebben genegeerd. We namen de Eurostar en waren na vier uur in het hart van deze metropool. Niet zonder slag of stoot, want in deze tijden van virusdreiging en bureaucratie moest er voor de trein een stapel aan dossiers worden aangelegd, en de zorgvuldig opgebouwde vroegboekkorting werd tenietgedaan door extra uitgaven aan negatieve virusbewijzen. Maar we zijn er. En we lopen.
Vriend en ik zijn beiden geregeld in Londen geweest, maar nooit eerder samen.
We zijn al oud en houden van reizen, dan krijg je dat. Ik heb bovendien familie in Croydon en voel me verweven met de Engelsen en hun levensstijl. Nog meer met de Ieren trouwens.
We lopen en lopen en lopen. Het is gaaf om een stad te voet te verkennen, en elkaar naar verrassende punten te loodsen.
Wanneer we rusten op een bankje op Tavistock Square, oog in oog met het standbeeld van Gandhi, voel ik mijn voetzolen tintelen en mijn maag knorren.
We willen Indiaas eten. In onze wederzijdse geheugens kan dat overal in Londen. Er is echt iets veranderd in het culinaire aanbod de afgelopen jaren. We zien veel Vietnamese/Korean Streetfood, en, op wat afgebladderde en inmiddels gesloten restaurants na, weinig Indiaas. Niets blijft steeds hetzelfde.
We belanden in een Chinees tentje in Chinatown, dat afgeladen vol zit met Aziaten. Misschien speelt mijn honger een rol, maar de dumplings zijn fenomenaal en de wontonsoep is niet te versmaden. We hebben energie voor een nieuwe reeks mijlen. Op straat staat een zanger Perfect uit te voeren, van Ed Sheeran. Ik bel mijn dochter zodat ze live kan meegenieten; ze is fan. De lijn laat te wensen over.
En toch: perfect. So it is.
Tijd wist geen sporen uit, ze kerft ze dieper.
Tijd heelt de wonden toch alleen in taal.
Door tijd verdwijnt het missen niet.
Tijd schiep een nieuwe bedding voor het missen.
Ze schiep er vele, beddingen voor pijn
en voor verdriet in soorten – bijna allemaal.
Tijd is een variabele constante,
’n constante variabele, omgekeerd:
Alles verandert, niets blijft steeds hetzelfde.
Dat zei je vaak, dat heb je me geleerd.