Columns

Waar ken ik ‘m toch van?

U kent het vast wel. Tijdens de een of andere bijeenkomst loop je onbedoeld tegen iemand aan met een bekend gezicht dat je niet direct kunt plaatsen. Enthousiast over de ontmoeting begint die vaag bekende kop meteen tegen je aan te babbelen. Die gaat er zonder meer van uit dat jij precies weet wie hij of zij is. En waar jullie elkaar van kennen. Bij mij ging het lampje deze keer ook niet direct branden. Omdat ik naliet om daar meteen duidelijk over te worden vond ik dat ik het halverwege het gesprek niet meer kon maken om vriendelijk te vragen met wie ik het genoegen toch wel niet had. Het begon mij ook steeds meer te dagen dat mijn gesprekspartner iets van mij had verwacht – hier, in de stad, online? –  en dat nu subtiel, met veel omhaal van woorden, duidelijk probeerde te maken. Zonder concreet te worden over waar ie nu precies op doelde. Koortsachtig tastte ik mijn geheugen verder af. Ondertussen smeerde ik de keel met een door een knipogende metgezel aangereikt drankje, die mij dit akkefietje wijselijk verder alleen liet opknappen.
Maar wat ik ook probeerde, de contactdraadjes in mijn hoofd wilden maar niet met elkaar verbonden worden. Ik vulde de korte stiltes in zijn betoog met nietszeggende antwoorden. Helaas beschouwde hij deze overduidelijk als aanmoedigingen om verder te oreren. Mijn opkomende schuldgevoel was inmiddels dubbel gestut. Want, niet weten wie je tegenover je hebt en herinnerd worden aan een blijkbaar niet nagekomen belofte. Hoe mezelf hieruit te redden? Zomaar het gesprek afkappen en weglopen leek me te cru. Lijdzaam wachten maar totdat de ander eindelijk klaar was? Ook niet aantrekkelijk, ik wilde weg van de plaats delict. Bevangen door een lichte paniek loerde ik over zijn rechterschouder en zag dat er op het podium in de verte beweging ontstond. Onze aandacht zou snel worden opgeëist door de man die daar met een microfoon stond te prutsen. Was de redding nabij? Ja, dus. Een luid gekraak dat elke conversatie in de zaal onmogelijk maakte kondigde de eerste spreker aan. Iedereen draaide zich als één man om richting het podium. Ik zette me schrap, riep nog: ‘Ik bel je binnenkort’ en dook onder in de heerlijk volle zaal.