Columns
Peter van den Boom
Een enorm groot voordeel van het vanuit de regen haastig binnenlopen van een drukbezocht café op zaterdagavond is, behalve dat het lastig is om een geschikte plek te vinden om een gesprek te voeren met iemand die je al enige tijd niet hebt gesproken, dat de steeds angstaanjagender werkelijkheid van de woedende wereld hier met het passeren van de deur direct lijkt op te lossen in een bedwelmende cocktail van alcoholdampen, aanstekelijk lachende stamgasten en uitwasemende winterjassen. Zoiets vergeet je verbazend gemakkelijk wanneer je dit niet meer wekelijks doet.
Het opnieuw betreden van een dergelijk parallel universum beviel me direct zo goed, dat ik me heel even voornam om tot minstens sluitingstijd op de door de vriendelijke hostess aangewezen barkruk – we kregen de laatste twee vrije plekken in een hoek van de toog toegewezen – te blijven zitten. Desnoods op één glas bokbier. Hoewel ik ook wel wist dat je daarmee de gastvrijheid van het etablissement flink zou schofferen. Ook gastvrijheid kent immers een verdienmodel. Maar kom op, cynisme, zelfs in verdunde vorm, leek nu juist op deze plek al een hele tijd geleden van de kaart te zijn afgevoerd.
De avond was ook al goed begonnen. Eerst met een waterkoud bezoek aan een voetbalwedstrijd met een positieve afloop, gevolgd door een aangename maaltijd in een sfeervol eetcafé, waarna weer elders in de stad een boeiend concert volgde van twee fantastisch op elkaar ingespeelde bluesgitaristen in het decor van een voormalige schuilkerk. En nu de finale in dit etablissement. Op een gevorderd tijdstip dat inmiddels vroeg om evaluatie en contemplatie. En op wachten totdat het buiten weer enigszins droog zou zijn geworden.
Nu is een parallel universum, hoe prettig ook, natuurlijk ook een illusie. Naarmate de avond vorderde, begon dit scheurtjes te vertonen door piepende smartphones die flarden van de werkelijkheid geniepig naar binnen brachten.
Toch hield het stand totdat we elkaar uiteindelijk licht schuldbewust aankeken. De klok had ook hier onverbiddelijk het laatste woord, hoog tijd om op te breken.
Eenmaal buiten plensde het nog steeds en probeerde ik, op zoek naar mijn fiets, niet te letten op de bezoekers in T-shirts op het terras onder de overkapping. Het was eind november en 4 graden. Mijn druipende karretje stond er nog onaangedaan bij.