Stedendriehoek

‘We moeten waakzaam zijn, om te zorgen dat dit nooit meer zal gebeuren’

APELDOORN – Het Apeldoornsche Bosch, een Joods-psychiatrische inrichting, leek tijdens de beginjaren van de bezetting een veilige haven voor zowel gelovige patiënten als verpleegkundigen. Mensen uit heel het land kwamen hierheen om te werken, zo ook de vader van Sonja de Lange. Toch bleek deze plek niet weerbaar voor de Duitse bezetting. Het begon met het gedwongen ontslag van het niet-joodse personeel en eindigde met een volledige ontruiming in de nacht van 21 op 22 januari 1943.

Bijna 1300 mensen, waaronder patiënten, personeel en kinderen uit het tehuis voor zwakbegaafde en moeilijk lerende kinderen Paedagogium Achisomog, werden die nacht gedeporteerd naar Auschwitz en keerden niet meer terug. De kleine Sonja en haar zus Carla wisten in tegenstelling tot hun ouders, samen met zo’n 80 patiënten en 150 verpleegsters te vluchten.

Jaarlijks wordt de ontruiming van het Apeldoornsche Bosch herdacht bij basisschool de Prinsenhof. In het kader van 75 jaar bevrijding waren naast Johan Kruithof, oud-wethouder en -locoburgemeester van Apeldoorn en voorzitter van de stichting Apeldoornsche Bosch, ook burgemeester Ton Heerts en staatssecretaris – en voormalig wethouder – Paul Blokhuis aanwezig. De leerlingen van De Prinsenhof en Koninklijke Scholen Gemeenschap (KSG) leverden een bijdrage door het lezen van zelfgeschreven gedichten en het voorlezen van de namen van 100 slachtoffers.

Persoonlijke verhalen herdenken
“Herdenken doe je naar aanleiding van persoonlijke verhalen en herinneringen”, vertelt Johan Kruithof. “We moeten waakzaam zijn, om te zorgen dat dit nooit meer zal gebeuren.” Daarom vertelt hij het verhaal van Sonja. Paul Blokhuis vertelt een ander persoonlijk verhaal, over verpleegkundige Claartje van Aals. Tijdens de ontruiming schrijft ze een laatste briefje aan haar hartsvriendin Aagje, waarin ze vertelt dat ze kan onderduiken, maar de plicht voelt om met haar patiënten mee te gaan. “De geschiedenis van het Apeldoornsche Bosch en het verhaal van Claartje laten zien waartoe mensen in staat zijn”, vertelt de staatssecretaris. “Met aan de ene kant de grootse barmhartigheid en de naastenliefde van jonge mensen zoals Claartje. Aan de andere kant de haat, die uitmondde in de ondenkbare vernietiging van medemensen.” Hij gaat verder: “De meesten van ons zijn in een tijd van vrede geboren. Ik zelf ook. Voor velen van ons lijkt die vrijheid misschien vanzelfsprekend. Maar dat is het niet. Want mensen hebben hun leven op het spel gezet, zodat wij in vrijheid kunnen leven.”

Let op je gedachten, want dat worden je woorden. Let op je woorden, want dat worden je daden. Let op je daden, want dat worden je gewoontes. Dat is het thema van deze middag. “Deze woorden uit de Talmoed zijn bijzonder actueel, want steeds meer mensen voelen zich onveilig. Pesten is nog steeds aan de orde van de dag. Wij hebben de kracht om daar iets aan te doen. Als morele grenzen vervagen lijkt de stap naar intolerantie, haat en discriminatie akelig dichtbij. Hoe voorkom je dat deze zaken de overhand krijgen? Daar hebben we niet zomaar een pasklaar antwoord op, maar het antwoord is er wel. En het ligt in ons allemaal. In hoe we met elkaar omgaan. In onze moed om verbindingen te leggen. Om met elkaar in gesprek te gaan, vragen te stellen en te blijven stellen.”

Herdenkingsmonument
Na de bijeenkomst in de school worden de bezoekers geleid naar het herdenkingsmonument in het Prinsenpark. Dit monument werd in 1990 onthuld door prinses Juliana. Het is een gebogen wand van kleine mozaïektegels. De achterkant van het monument met zijn vlammen verwijst naar het lot van de Joden. De voorkant verwijst naar de band tussen patiënten en verplegend personeel. In de cirkelrand staan de woorden Het Apeldoornsche Bosch. Daarbinnen ligt de gele Jodenster over het zwarte kruis van de verpleegkundigen van de psychiatrie. Onder de cirkel staat de datum 22 januari 1943 en een citaat uit het gedicht Het Carillon (1941) van Ida Gerhardt: ‘Nooit heb ik wat mij werd ontnomen zo bitter, bitter liefgehad’. Aan weerszijden van de wand staan de twee plaquettes die in 2014 zijn onthuld met circa 1300 namen en leeftijden. Bij het monument in het Prinsenpark sprak studentenrabbijn Yanki Jacobs een jizkor en kaddisj-gebed uit. De herdenking werd afgesloten met het leggen van kransen, bloemen en naar joodse traditie met steentjes.

‘Verhalen levend houden’
Samen met Paul Blokhuis zoek ik nog een rustige ruimte op om hem een paar vragen te stellen. Hoe vond u de herdenking? “Ik vind het heel indrukwekkend. Het is mooi hoe de kinderen erbij worden betrokken. Je ziet dat de eerste generatie aan het wegvallen is. Het komt nu op ons allen aan om hun verhalen levend te houden. Het kabinet trekt daarom 2 miljoen euro voor 24 grote projecten en nog eens 15 miljoen euro voor wetenschappelijk onderzoek, en het openbaar maken en digitaliseren van bronnen. Ook hoopvol is dat onderzoeksinstituut NIOD begonnen is met diepgaand onderzoek naar de omgang met psychiatrische patiënten in de Tweede Wereldoorlog.”

De staatssecretaris is in deze periode op verschillende plekken om de oorlog te herdenken. Zo ging hij afgelopen week samen met koning Willem Alexander naar het World Holocaust Forum in Israël. “Daar kwamen veertig landen bij elkaar om de slachtoffers van Auschwitz te herdenken. Ruim veertig landen vinden die herdenking terecht zo belangrijk dat zij hun staatshoofd sturen, ondanks dat zij het onderling soms oneens zijn over heel andere dingen. Ik vind dat een hoopvolle ontwikkeling.”