Stedendriehoek
Column Renske Kruitbosch
‘Laat je me alleen?’ vraagt hij zachtjes. Bruine ogen, donkere wimpers. Hij oogt robuuster dan zijn karakter is.
‘Nooit,’ antwoord ik. Er vormen wolkjes uit mijn mond, het is koud maar dat voel ik niet.
Hij vraagt me of hij bang moet zijn.
‘Dat weet ik niet. Misschien kunnen we proberen om samen niet bang te zijn. Dat is het proberen waard,’ antwoord ik dapperder dan ik me voel.
Het is vrijdagavond en de schemer viel vlot over het terrein. Het ruikt naar stro en buiten. We kennen het hier niet goed, daar hebben we allebei een hekel aan. Voorspelbaarheid is fijn, behalve als je bewust voor avontuur kiest. Wij zitten nu in een avontuur waar we in zijn gezogen, die zijn niet zo veel aan.
Hij vertelt me duidelijk wanneer hij bang is. Dat vind ik knap, dat doe ik nooit. Ik probeer bang te maskeren, hij toont het groots en meeslepend.
‘Waarom,’ begint hij, ‘laat jij het nooit zien als je je bang voelt of alleen?’
Ik aai hem zacht over zijn schouder. Hij blaast ook wolkjes uit.
‘Ik weet niet. Misschien omdat het makkelijker is, als het er niet is.’
Hij fronst. ‘Dus als je het niet laat zien, is het er niet?’
Hij heeft gelijk en dat zeg ik hem. Daar ging het volgens hem niet om.
We staan nog een tijdje samen niets te zeggen, dat vinden we het fijnst. TL-licht is praktisch maar lelijk, het legt imperfecties bloot.
Wij weten exact elkaars onvolmaaktheden, die maken ons mooi en samen.
‘Ik wil je wat zeggen,’ begin ik, ‘maar ik weet niet hoe.’
Hij kijkt me aan met zachte ogen, minuscule glimlach om zijn mond.
‘Ik weet wel wat je zeggen wil. Hou je maar stil, alles is al wel gezegd.’
Als je van iemand houdt, moet je dat vertellen, vaak genoeg gebeurt dat te weinig. Ook dat heeft met een soort angst te maken, van iets houden maakt je kwetsbaar. Misschien is dat wel het meest pure dat bestaat.
‘Je bent nooit alleen. Ik ben altijd bij je, onthoud dat goed,’ en ik geef hem een kus. Hij knipoogt dapper en ik loop naar de auto. Als ik me nog één keer omdraai, blaast het paard een kusje door de lucht.
‘Dag Rens, tot gauw.’
‘Dag lieve jongen, tot gauw.’