Stedendriehoek
Column Nanda Roep
Vrolijke tieners… Wat mij betreft zijn die niet te weerstaan. Toen hun plagerij begon, had ik eerst niet eens door dat ik ze kende…
Als een rustige vrouw van zekere leeftijd zat ik te scrollen op mijn telefoon. In mijn Twitterfeed kreeg ik melding dat ik was getagd. Toen ik de tweet opende, schoot ik direct in de lach.
Er was gerijmd met mijn naam. Nu ben ik van jongsaf gewend dat er veel rijmt op ‘Roep’. Eigenlijk té veel, je kunt er paginalange rijmpjes mee maken! (Dat hebben we met regelmaat gedaan.)
Maar nee, het ging om mijn voornaam. Iemand had in plaats van ‘mandarijn’ geschreven: Nandarijn. De tweet was een foto van mij, met in mijn gezicht een mandarijn geplaatst. De reden waarom ik in de lach schoot, is omdat ik vroeger omringd was met dergelijke onschuldige, gekke activiteiten. Vage grapjes, die niks te maken hebben met een mop, maar waarvan je toch in de lach schiet.
Als twintiger had ik bijvoorbeeld een vriend (nu acteur) die zich graag verstopte op de plaats van onze afspraak (in dit geval Amsterdam CS). Terwijl ik rustig op hem wachtte, stuiterde er ineens een tennisbal voor mij langs. Ik wist meteen dat hij het was en ja, ik schoot in de lach.
Zoiets was het nu ook.
Nandarijn, haha, wie bedacht nou zoiets? Thuis kreeg ik antwoord en eigenlijk had ik het kunnen weten: het waren tieners uit de vriendengroep van mijn zoon (17). Ze zijn creatief en beminnelijk. Naar verluidt waren ze buiten zinnen toen ik op hun tweet had gereageerd – waardoor ik opnieuw moest lachen.
Nu is deze column een ode aan hun creativiteit. Dat zij in de krant staan, zal gejuich brengen in hun appgroep. Dat ze deze tekst zullen lezen, en begrijpen, maakt alles alleen maar beter.
“Het valt mij op dat ondernemers van de toekomst al vroeg te herkennen zijn! Het is zaterdagmiddag en de deurbel gaat. Er staan 2 jongens, ik schat ze een jaar of 11. Een van hen heeft een kistje onder de arm. Goedemiddag mevrouw, kent u mij nog? Ik kom in de zomer altijd langs om aardbeien te verkopen. Ik herkende hem inderdaad. Wij hebben hier een kistje met daarin klein geld; als u ons € 0,50 geeft mag u 10 seconden kijken en als u raadt hoeveel geld er in zit wint u €5,-. Beide jongens kijken mij verwachtingsvol aan. Daarna gingen ze weer, een beetje rijker, op naar de volgende! Geweldig dat ze op deze manier een zakcentje bij elkaar sprokkelen.” – Valerie
Marion, 52 jaar Zutphen: “Zelf werk ik deels thuis en deels op kantoor. Ik kan kiezen om toch naar het werk te gaan als ik thuis sta ingepland, dus eigenlijk worstel ik daar niet mee. Maar ik ken wel collega’s die jonge kinderen hebben en die heel erg blij zijn als ze naar kantoor kunnen. De combinatie van werk en schreeuwende, aandacht vragende kinderen is gewoon zwaar. Ik snap dat mensen dan ernstig naar kantoor verlangen.”
Ganna, 45 jaar, Apeldoorn: “Ik ben totaal geen type voor kantoor, dus als ik op een kantoor zou zitten zou ik het niet missen en ook niet terug willen. Ik ben een mens die beweegt en die overal en nergens wil zijn. Toen ik hoogzwanger was, heb ik een tijd een kantoorbaan gehad omdat mij dat handig leek. Ik mocht er wel blijven, maar het was niks voor mij. Het waren leuke mensen, maar elke dag dezelfde koppen en elke dag dezelfde werktijden. Nee, ik zou helemaal gek worden.”
Regina, 39 jaar, Deventer: “Ik kan me wel voorstellen dat mensen hun collega’s missen. Het is niet alleen je werk, maar daar zijn ook vaak je vrienden. Dat geldt ook voor mijn man, die veel achter de computer zit. Ik vind het prima dat hij thuiswerkt en hij ook, maar zo af en toe sprak hij af met collega’s om even bij te kletsen. Hij gaat toch liever wel naar kantoor. Mijn man is heel erg sociaal, dus deze situatie voelt na twee jaar nog niet als normaal.”