Stedendriehoek
‘Truien pas ik nooit. Ik knoop ze om mijn schouders, kijk of het mooi staat en dan koop ik ze. Of niet. Vaak een maat of vier te klein.’ Hij neemt een slokje van zijn jonge jenever. Ik zit met een vriend in het café. De man heeft een vrouw met een hondje. Een soort hondje dat trilt en naar zeggen 2,2 kilogram weegt. Ik vind het ruim ingeschat. De man is fors en draagt een okergele, kinderlijk kleine trui over zijn rug. Het hondje past er 5 keer in, de meneer in nog geen 500 jaar. Zo zit dat bonte boeltje en ik vind het heerlijk om naar te loeren.
De barvrouw vertelt verhalen. Ik piel wat aan een bierviltje. Ze vertelt over hoe het vroeger ging. Melancholiek, met een glimlach. We grinniken en ik bestel een rondje. Ze kijkt met weemoed terug naar toen. Toen er verhalen, problemen en vreugdes werden gedeeld. Ongegronde meningen. Perfecte oplossingen. Hier, in het café.
Het café was Facebook. Vroeger vertelde je in de kroeg wat je had gedaan. Wat je had gegeten. Wat je werk of wie je liefje was. Het café was het platform waar je vrienden maakte. Waar je dingen leuk vond. ‘Live’ ging, aan ging. Waar je mensen bekeek, volgde. Waar je soms de verhalen opsmukte met glitters en tierelantijnen of gewoon even niets zei. Alles was geoorloofd. CaFacebook.
De man kijkt op zijn telefoon en zegt dat ze moeten gaan. De vrouw lust nog wel een wijntje. Het hondje wenst dat hij een ons meer weegt. ‘Kom, nog één,’ roept de barvrouw.
De man kijkt op, beaamt. De vrouw nipt van haar welkome Chardonnay. De hond trilt, ik zie het aan zijn diamanten halsband.
Zondag was het gros van de vrienden op de Zwarte Cross te vinden. Ik vroeg hen wat ze er deden.
‘Ik zoek die ouderwetse gezelligheid. Die sfeer,’ zei er één.
‘Gewoon. Je absolute ‘zelf’ kunnen zijn,’ antwoordde de ander.
‘Omdat iedereen gaat. Daar kan alles.’
‘Alles is geoorloofd.’
De Zwarte Cross is het grootste festival dat Nederland rijk is. Iedere kop wordt iedere dag geteld en dat zijn er 220.000. 220.000 keer de zoektocht naar gezelligheid, gekkigheid, de wereld loslaten. Lullen met elkaar, zonder grenzen, zonder dat iemand oordeelt of je quasi-gekkig aankijkt. Los gaan. Jezelf zijn. Praten over niks of over alles. 220.000 keer de drang naar een café. De drang naar CaFacebook.
Het café is als een jas uit doen. De jas des tijds. De jas des oordelen. De jas des werktijden en moeten. In het café ben je niemand. En daarom misschien wel alles, of iedereen. Het café is Zwitserland. De barvrouw voorop.
De man fatsoeneert zijn kleine trui en staat op van zijn barkruk. Het glaasje jenever onthult een bodempje geluk. De vrouw trekt haar hondje een jasje aan. ‘Bedankt voor het lachen.’ De man hobbelt naar de uitgang. De barvrouw moet de grap nog ontdekken. ‘Ja, tot de volgende keer!’
Het hondje rilt, de vrouw loopt mee.
Mijn vriend checkt zijn Facebook en Instagram. Veel likes en ander geleuter. Er verschijnt een meisje op zijn beeldscherm, met een diamanten ketting. Ze rilt en wenst dat ze een onsje meer weegt. We bestellen een biertje en lachen om grappen. Het café is leeg. De barvrouw spoelt de glazen. Ik ruik de geur van Calgonit. We kijken haar aan en niet alleen de glazen glanzen. Ze glimt. Van voldoening en van trots. In het café maak je geen foto’s. Geen filmpjes of video’s. In het café maak je herinneringen. Bestond er maar CaFacebook. Dan zou de barvrouw Tijdlijn heten.