Stedendriehoek

Mensen met afasie praten openhartig en luchthartig over hun beperking

APELDOORN – Tot en met zaterdag 12 oktober houdt AfasieNet voor het eerst de landelijke Week van de Afasie. Met deze week wil zij een grotere bekendheid geven aan afasie en laten zien dat afasie mensen door heel Nederland raakt op heel veel verschillende manieren.

De Week van de Afasie wordt gedragen door: mensen met afasie, hun naasten, logopedisten, afasietherapeuten, docenten, studenten, wetenschappers en verwijzers. Afasie is een beperking in het gebruik van taal, ontstaan door niet-aangeboren hersenletsel (NAH). Mensen weten vaak weinig van deze beperking en vinden het daarom lastig om met iemand met afasie om te gaan. Om daar verandering in te brengen organiseerde Afasiecentrum Bèta, onderdeel van Zorggroep Apeldoorn, deze week twee inloopmiddagen. Ook omdat het centrum precies deze maand het 12,5-jarig bestaan viert.

Eugenie Zandvliet, werkzaam als logopedist/afasietherapeut  bij Zorggroep Apeldoorn e.o., ziet dagelijks hoe lastig het kan zijn voor mensen met afasie. “Door schade in de taalgebieden van de hersenen, bijvoorbeeld na een beroerte, kunnen mensen met afasie verschillende problemen ondervinden bij het begrijpen en uiten van taal. Mensen met afasie hebben moeite met spreken, begrijpen, schrijven en/of lezen. Bovendien hebben veel van hen beperkingen in de motoriek. Dat is niet alleen lastig voor henzelf, maar ook voor hun omgeving.” Ze vervolgt: “In het Afasiecentrum kan men terecht voor multidisciplinaire behandeling en dagbesteding. Het doel is de zelfstandigheid in de communicatie te vergroten, zowel met bekenden als onbekenden in verschillende situaties. Er wordt gewerkt in (kleine) groepen, omdat men het meeste leert van mensen die in dezelfde situatie verkeren. Daarnaast heeft het Afasiecentrum ook een schilderatelier. Dit biedt een afasievriendelijke omgeving om gevoelens te uiten en wat vanbinnen leeft tot uitdrukking te brengen in een schilderij.”

Maaike Klein Nagelvoort (midden) wordt geflankeerd door – vanaf links – de patiënten Ronald, Gert, Toos en Gerard.

Goed gesprek
Aangeschoven voor een goed gesprek over afasie zijn, naast activiteitenbegeleidster Maaike Klein Nagelvoort, de cliënten Gert (76 jaar), Toos (53), Gerard (64) en Ronald (50). Meteen valt op: drie van hen hebben één arm in een sling en lopen moeilijk, met een stok als hulpmiddel: door hun herseninfarct zijn ze halfzijdig verlamd. De vierde, Gerard, spreekt vloeiend, alsof hij ‘vergeten is’ dat hij überhaupt afasie hééft. “Het voelt heel fijn om hier te zijn met lotgenoten”, knikt hij lachend. “Ja, uiterlijk merk je niets aan me, en ook een uurtje lekker kletsen gaat me prima af, maar na dat uur wordt het echt moeilijker hoor. Dan raak ik vermoeid en vergeet ik dingen. Ik heb problemen met te veel prikkels, om die reden mijd ik ook de drukte van bijvoorbeeld verjaardagen.”

Wat ook meteen opvalt aan tafel, is de opgewektheid onder de patiënten, terwijl ze het toch bepaald niet gemakkelijk hebben. Toos en Gert pakken er hun iPad bij en demonstreren met veel plezier de apps die het communiceren voor hen zoveel eenvoudiger maken. Toos laat zien hoe zij op haar computer met een door haarzelf ingesproken boodschap kan praten met familie en ook emoties aangeven. Gert knikt en vertelt, geholpen door Maaike: “Zo kan ik facetimen met mijn vrouw Roos en mijn kinderen. Eén van hen woont in Roemenië.” Gert heeft ook een heus ‘schoolbord’ als app, waarop hij de woorden kan opschrijven. Van alle vier de tafelgenoten heeft hij de meeste moeite met praten, maar schrijven gaat hem daarentegen bijzonder goed af; sterker nog, hij heeft twee boekjes gepubliceerd. Maaike glimlacht: “Op deze manier houden de patiënten zelf de regie over hun leven in handen.” En dan is er nog Ronald, een echte grapjas en met zijn 50 jaar de jongste patiënt in Afasiecentrum Bèta. “Ik woon zelfstandig en doe ook zelf mijn boodschappen. Dat gaat ook goed, zolang de mensen maar rustig tegen me praten.” Gerard winkelt ook zelf en heeft in zijn portefeuille een heuse afasiekaart, een soort legitimatie die anderen aanspoort om geduldig met hem te zijn. Ronald heeft zo’n kaart niet; heeft-ie ook niet nodig, vindt hij zelf: “Alleen als ik te veel informatie ineens moet verwerken, gaat het mis. Maar dat geldt voor ons allemaal hier.”

Toos, die alweer vijf jaar bij het afasiecentrum therapie volgt – net als Gert en Ronald – bekent tenslotte dat ze zich aanvankelijk schaamde voor haar beperking. Maar dat is nu – grotendeels – voorbij. “Ik durf nu gewoon weer met mijn man en kinderen op een terras te gaan zitten.”

door Marc Looijen