Stedendriehoek
Afvalscheiding is een kunst op zich. Gft, restafval, glas, papier, textiel, plastic – in mijn keuken staat een hele verzameling afvalbakken, pedaalemmers en dozen. Een neveneffect van dat scheiden is dat je het nodige leert over verpakkingen. Neem thee. In plaats van losse thee pak ik altijd theezakjes, want dat vind ik wel zo praktisch. Maar waarin moet je ze na gebruik deponeren? De theezakjes die ik heb, zitten elk in een apart papiertje en het zakje zelf bestaat uit filterpapier, theebladeren, een touwtje en een etiketje. Theoretisch gezien komen meerdere afvalbakken in aanmerking.
Wie een theezakje analyseert, ziet pas wat voor een vernuftig product het eigenlijk is: het zit ingenieus in elkaar, het materiaal heeft geen invloed op de smaak, er zit precies de hoeveelheid thee in die je nodig hebt en er staat ook nog eens op hoelang de thee moet trekken (ook al houdt volgens mij bijna niemand zich daaraan). En dan te bedenken dat het theezakje bij toeval is ontstaan. Ergens rond het jaar 1906 stuurde de Amerikaanse theehandelaar Thomas Sullivan zijn clientèle de thee niet meer in tinnen blikken, maar in kleine zijden zakjes. Het leek hem een geschikte manier om de verzendkosten te drukken, want de blikken werden alsmaar duurder. Tot zijn verrassing merkte Sullivan dat klanten de zijden zakjes niet openmaakten, maar met thee en al in het water dompelden. Anders gezegd: het was de consument die het theezakje uitvond.
Op de zijden theezakjes volgden varianten van gaas, papier, katoen en met lijm erop. Maar die vielen bij klanten niet in de smaak. In 1929 kwam Adolf Rambold, medewerker van de Duitse firma Teekanne, met een doorbraak: hij ontwikkelde een zakje van poreus materiaal met een nietje aan de bovenkant. Het zakje beïnvloedde de smaak niet en was zo gevouwen dat de theebladeren zich in het water konden verspreiden. Theedrinken was nog nooit zo eenvoudig, hygiënisch en lekker. Tegenwoordig worden er jaarlijks miljarden theezakjes geproduceerd, al dan niet met een touwtje en kartonnetje eraan.
Over touw voor theezakjes gesproken: wist u dat er in Doetinchem een onderneming zit die het fabriceert? Het bedrijf heet Helmes-Wellink en is goed voor twintig procent van de wereldhandel in theezakjeskoord. Bij de productie komen tal van veiligheidsvoorschriften kijken. Zo wordt het gemaakt in een steriele ruimte om optimale hygiëne te kunnen waarborgen. Logisch, want het touwtje komt in onze kop thee terecht. Ook gelden er strikte producteisen: het koord mag niet verkleuren en het moet blijven plakken aan het zakje. Verder geldt dat het touw biologisch afbreekbaar moet zijn. Dat verklaart waarschijnlijk ook waarom een theezakje volgens deskundigen bij het gft-afval mag. Maar het etiketje aan het touwtje dan? Alle theorie ten spijt, als afvalscheider blijf je twijfelen.
Gert-Jan Hospers