Stedendriehoek
Op een groot aantal eikenbomen in vrijwel geheel Nederland kan men in de maanden mei, juni en juli behaarde rupsen aantreffen. Deze rupsen gaan ’s nachts groepsgewijs – in processie – op zoek naar voedsel (eikenbladeren); vandaar de naam eikenprocessierups. Na contact met de microscopisch kleine, pijlvormige brandharen van deze rups kunnen klachten ontstaan zoals jeuk, huiduitslag, irritatie aan de ogen of aan de luchtwegen.
De eikenprocessierups is de larve van een nachtvlinder die haar eitjes legt in de toppen van eikenbomen. Daar overwinteren ze. Eind april, begin mei komen de rupsen uit de eitjes. Na een aantal vervellingsstadia zijn ze in juli volgroeid. Na de derde vervelling krijgen de rupsen brandharen. Dit is tussen half mei en eind juni. In juli verpoppen de rupsen zich tot een onopvallende grijze nachtvlinder. De vrouwtjes leggen daarna hun eitjes, waaruit volgend jaar weer jonge rupsen komen.
Eikenbomen met eikenprocessierupsen zijn te herkennen aan de specifieke nesten op de stammen of dikkere takken: dichte spinsels van vervellingshuidjes, met brandharen en uitwerpselen. Vanuit hun nesten gaan de rupsen ’s nachts in processie op zoek naar voedsel in de toppen van de boom. Grote groepen processierupsen kunnen een boom volledig kaalvreten.
Regelmatig verwarren mensen de eikenprocessierups met de spinselmot. Spinselmotten zijn rupsen die verschillende soorten bomen en struiken kaalvreten (in tegenstelling tot de eikenprocessierups die hoofdzakelijk op eikenbomen zit), en met een dicht wit zijdespinsel inkapselen. Spinselmotten hebben geen brandharen en zijn niet hinderlijk voor de mens.
Er zijn vooral risico’s voor de gezondheid in de periode dat de eikenprocessierupsen brandharen krijgen (half mei-juni) en bij verdere verspreiding van deze brandharen uit lege nesten (juli-september). Er hoeft geen rechtstreeks contact met de rups te zijn om klachten te krijgen. De brandharen kunnen ook door de wind meegevoerd worden, waardoor ze op de huid of in de kleding terecht komen. De brandharen (± 700.000 per rups) dringen met hun weerhaakjes bij aanraking gemakkelijk in de huid, ogen en luchtwegen. Wat er dan gebeurt, lijkt op een allergische reactie. De reacties kunnen van persoon tot persoon sterk verschillen. Bij iemand die vaker met de brandharen in contact komt, kunnen de reacties veel sterker zijn. De huidirritaties die binnen acht uur optreden, zijn rood en pijnlijk (huiduitslag). Ze gaan gepaard met hevige jeuk, die tot twee weken kan aanhouden. Als de brandharen in de ogen komen, kan binnen enkele uren een rode, pijnlijke en jeukende zwelling en irritatie optreden. Inademing van de brandharen kan leiden tot irritaties (slikklachten) en ontstekingen van het slijmvlies van de neus, keel en luchtwegen. Soms blijkt dat mensen een echte allergische reactie ontwikkeld hebben, zodat klachten veel sneller kunnen optreden. Ook dieren, met name honden en paarden, kunnen klachten krijgen wanneer ze in contact komen met de brandharen.
Vermijd elk contact met de rupsen en resten ervan, zoals met vrijgekomen brandharen en lege nesten. Zorg bij een bezoek aan een (natuur)gebied met eikenprocessierupsen voor goede bedekking van de hals, armen en benen en ga niet op de grond zitten. Waarschuw kinderen voor het gevaar van de rups. Kies wanneer het mogelijk is voor een andere route waar geen besmette bomen staan. Ga na aanraking van de rupsen of haren niet krabben of wrijven, maar was of spoel de huid of ogen goed met water. Was zonodig ook kleren (liefst op 60 °C). Klachten verdwijnen in het algemeen binnen twee weken. Een zachte crème met bijvoorbeeld menthol of een gel van Aloë Vera kan verlichting geven.
Neem bij ernstige klachten contact op met uw huisarts. Als de eikenprocessierups in uw woonomgeving voorkomt, probeer te voorkomen dat brandharen of nesten de woning binnenwaaien. Houd zandbakken zoveel mogelijk gesloten en laat geen speelgoed buiten liggen. Houd er rekening mee dat op plaatsen waar eikenprocessierupsen aanwezig waren, de brandharen nog geruime tijd (6 tot 8 jaar) voor ongemak kunnen zorgen.
Gemeente, provincie of Rijkswaterstaat zijn verantwoordelijk voor het beheersen en bestrijden van de eikenprocessierups op bomen in hun beheer. Op plaatsen waar veel ongemak van de brandharen is, probeert men de plaag op een milieuvriendelijke manier zo vroeg mogelijk te bestrijden. Dit kan door middel van het wegbranden en/of opzuigen van rupsen en nesten of door vroegtijdige bespuiting met biologische middelen.