Stedendriehoek
Column Renske Kruitbosch
Hij schrikt en snelt met een versgedraaid sjekkie op zijn lip naar buiten. De muziek is lelijk, geen ziel of iets. De zoon is ineens portier, vroeger hadden ze geen hekjes.
Ik ga naast hem staan en bied hem een vuurtje aan. Lachrimpels, doorleefde kop. Een vaal overhemd met streepjes, een jeans die ABBA nog in de hitparade heeft meegemaakt.
We zeggen niks en daarmee alles.
‘Vroeger,’ begint hij zuchtend na een halve sigaret, ‘kwamen mensen hier borrelen. Rustig. Gekkigheid, een praatje. Binnen mocht gewoon gerookt worden, ook na dat verbod.’
Ik weet waar hij naar toe wil, maar schat in dat hij het liever zelf zegt.
‘En nu,’ hij knikt naar het dikke rode koord. Zijn zoon is de portier, hij klikt het koord open en dicht. Hij doet maar wat, dat ziet niet iedereen.
‘Nu is er doenkiedoenkie muziek en willen mensen shotjes. Ik heb hém zelfs ingehuurd.’
We loeren door het beslagen raam. Er staat een DJ, hippe vent. Een knotje op zijn hoofd.
Het publiek is jong, ze dansen wild.
‘Geen klagen, hoor. Onze omzet is nog nooit zo hoog geweest. Dus ik mag niet klagen,’ en hij tikt zijn as af op de ouderwetse stoep.
‘Iets zeggen, of ergens anders naar verlangen, is nog niet persé klagen,’ begin ik rustig, ‘het was anders, toen. Dat mist u.’
Hij trekt zijn wenkbrauw op. ‘Je bent de eerste die me met u aanspreekt vandaag,’ en hij glimlacht.
‘Macht der gewoonte.’
‘Dat mag ik wel.’
We staan nog even rustig buiten en keuvelen nog wat. Hij glimlacht veel en ik maak grapjes.
‘Soms lijkt het wel,’ zeg ik, ‘dat vroeger echt alles beter was. Dan word je bijna stoïcijns en melancholiek, met zoveel verlangen naar voorheen.’
Hij kijkt me aan. ‘Maakt het uit welke kant je op verlangt? Naar vroeger of naar de toekomst?’
‘U heeft gelijk. Wie verlangt naar de toekomst, creëert het zelf al in het hoofd. Alleen die gedachte,’ en ik denk zelf aan iets moois, ‘die houdt je op de been. Misschien is verlangen naar iets hoe we denken dat iets is, wel het geheim van geluk.’
Hij tikt zijn sigaret in een grote plantenbak, zo te zien doet hij dat vaker.
‘Ik ga de glazen spoelen,’ en hij maakt aanstalten om naar binnen te gaan.
‘Nee wacht, ik help u, blijft u maar zitten. Neem maar een borrel, op alles en vroeger.’
Hij kijkt verbaasd en grijnst dan breed. ‘Bedoenkie-doenkie, dan maar.’