Stedendriehoek
Column Nanda Roep
Mijn zoon van zestien nodigde me uit op zijn kamer, waar hij met zijn vrienden online een game speelde. Het lukte mij om een juichkreet te onderdrukken. Voor de ontwikkelde dame is het contact met haar tienerzoon precair. Toen hij klein was, ja, toen waren we als twee handen op één buik. We begrepen elkaar zonder dat we woorden nodig hadden. Maar toen werd hij een tiener…
Nog steeds is hij meestal vriendelijk. Bedachtzaam, vrolijk en grappig. Maar ja, hij is nu óók graag (lees: liever) met zijn vrienden. Zij zeggen dingen tegen elkaar die ‘niet geschikt zijn voor moeders’ en daar leg ik me dan maar bij neer. Eén ding heb ik goed gedaan, als ik het zelf mag zeggen. Toen mijn beide kinderen startende pubers waren, heb ik met al hun vrienden gesprekjes aangeknoopt. Soms was het onwennig, maar ze waren gelukkig nog te jong om ertegen te protesteren. Wie gezellig met moeders kon praten, ja, die mocht blijven! Zo kon het, dat ik nu, jaren later in een vertrouwde jongensgroep werd toegelaten. Ze hadden zich online verzameld en mijn zoon liet zien wie welk karakter was en hoe ik op de plattegrond kon volgen waar ze precies waren in de game. Hij droeg een koptelefoon, dus ik hoorde alleen zijn stem. Ineens zei hij, met een verdraaide gekke stem: ‘Omdat mijn mama een coole mama is.’ Waarom zei hij dit? Dat weet ik dus niet. Het waarschijnlijke scenario is dat één van zijn vrienden heeft gevraagd waarom ik er eigenlijk bij mocht zijn? Dus ja, die moet ik zien op te snorren voor een gepaste straf, haha, dat lijkt me logisch.
Het valt mij op dat ik mij vreselijk opwind over het feit dat er in Nederland iets dergelijks kan gebeuren als de toeslagenaffaire! En dat het dan ook nog eens kan gebeuren dat deze mensen op een bureaucratische trein terecht komen, waar zij niet van af kunnen maar het gewoon moeten ondergaan tot het verliezen van hun kinderen aan toe?! Slachtoffers van deze affaire voelen zich ‘eigendom van de staat’ las ik in een column, dit maakt mij boos. Begrijp mij niet verkeerd, ik vind dat de controle goed en nodig is. Maar dat de rechters in Nederland blind de instanties geloven en volgen heeft mij verbaasd, hoe KAN dit in Nederland? – Patty
Juliëtte, 39 jaar, Deventer: “Ik heb twee grote, dikke, pluizige Siberische boskatten. Die zijn echt onderdeel van het gezin. Ik heb ze allebei een stemmetje gegeven. Ik doe die stemmetjes hardop in huis, met wat ze allemaal denken en doen, en mijn gezin geniet ervan mee. Ze hebben ook altijd een bekertje water op tafel staan, want dat vinden ze lekkerder dan hun normale bakje. Dus, zie ik mezelf kattenvrouwtje worden? Jazeker!”
Ganna, 45 jaar, Apeldoorn: “Nee. Ik ben absoluut geen kattenmens. Ik ben gek op honden. Nooit iets met katten gehad. Ik vind ze alleen leuk als ze klein zijn. Deze zomer heb ik op een huis in Haarlem gepast omdat daar twee babykatjes waren. Toen heb ik mezelf betrapt op het bouwen van spulletjes voor ze en speeltjes met een draadje – daar heb ik me helemaal kapot om gelachen. Maar voor mij zijn katten te klein. Het is gewoon niet mijn ding.”
Marry, 61 jaar, Deventer: “Ik ben wel het cliché kattenvrouwtje. Ik heb een rode kater, een kleintje nog die Obi heet. Hij is gevonden in een boerensloot in Bathmen en Obi loopt mij de hele dag achterna. Ik word blij van Obi. Ik denk dat Obi mijn laatste wordt, want als ze overlijden, ben ik altijd zo verdrietig. Ik heb al zoveel poezen naar de poezenhemel gebracht…
Bovendien heb ik nooit een hond gehad. Het lijkt me ook leuk om met een hond langs de IJssel te wandelen.”