Columns

Komorebi

Er kwam een verzoek. Of ik over iets wilde schrijven. Ik ging piekeren of ik dat zou doen. Voor het eerst sinds lang. Want ik heb me jaren geleden al voorgenomen me in dit beperkte stukkie krant slechts door mijn eigen geest te laten leiden. Om teleurstellingen te voorkomen, en vooral om me door mijn eigen geest te laten leiden. Gemiddeld komt het nu, na ruim zeven jaar columns, nog altijd bijna één keer per week voor dat iemand suggereert dat ik over iets specifieks schrijf. Soms genuanceerd, zelfs nauwelijks merkbaar. Soms met lichte druk. Maar toch – in principe, nee: uit principe doe ik het niet.

En ja, nu pieker ik dus. Terwijl ik toch genoeg invalshoeken tot mijn beschikking heb, zou je zeggen. Afgelopen zondagmiddag bijvoorbeeld zinderde ons stadje van de gitaartrillingen in de lucht. Jonge, hooggehakte zangeressen stonden kortgerokt naast net geparkeerde auto’s, terwijl vaders en moeders de apparatuur uitlaadden. Erg schattig gezicht. Tromroffels en baslijnen schoten even later uit rioolputten en souterrains. De opmaat tot de Popronde klonk veelbelovend, het centrum leek geladen. Terwijl ik rondliep met mijn hondje ontspon zich om ons heen een melodieus verhaal.

Ook het moment dat ik de snoepwinkel in het Ravenstraatje aandeed, om een zak IJslandse drop te halen – met chocolade-omhulsel, een aanrader – voelde ik me vol geestelijke notities stromen. Een toeristenechtpaar werd ingewijd in de dropkunde door specialist Herman himself. Van zijn collega begreep ik dat er naast de zomer- ook een winterversie IJslandse chocodrop bestaat. ‘Die is kleiner en zouter. Dat houdt je warmer.’ De inspiratie voor een geografisch referaat over lekkernijen groeide.

De middag erop viel een onverwachte straal zonlicht tussen twee buien op zo’n spectaculaire manier tussen de bladeren van een boom aan de Rozengracht, dat ik alleen nog maar kon denken aan het woord ‘komorebi’. In het Japans staat die term precies voor dát: hoe het licht van de zon door boombladeren gefilterd wordt. De rijkdom van taal, daar kun je meer dan een novelle over schrijven.

Het lijkt me gaaf om verslag te doen van de honderdste bijeenkomst van het fenomeen SUAW, Shut Up And Write. De Zutphense versie begon, onder de bezielende leiding van Peter-Jan Vermeij, later dan die in Deventer, Maar omdat ze hier trouw elke maand samen komen, en ze in Deventer gewend zijn een zomerstop te houden, hebben ‘we’ ze ingehaald. Vijftien stadgenoten zaten in het Ubuntuhuis in Noorderhaven afgelopen zaterdagmiddag in opperste concentratie te werken aan de verbeelding van hun gedachten. Zodra iemand opstond, schoot de aanwezige vrijwilliger uit zijn stoel, om hem of haar met een brede glimlach koffie of thee bij te schenken. Dit vond plaats in volstrekte geruisloosheid, de sfeer was gewijd te noemen. Pas toen de druk van de snelkookpan vol fantasie en stilte af was, werd de wijn ontkurkt. Ik was beduusd van de kracht van de teksten die de verschillende deelnemers voorlazen.

Allemaal dingen waarover te schrijven valt.
Maar nu twijfel ik dus, of ik iemands verzoek ga inwilligen.
U merkt het wel volgende week.