Columns
Peter van den Boom
Elke keer als ik zie dat de garagedeur openzwaait en de overbuurman met grote, driftige passen zijn hondje begint uit te laten, moet ik even glimlachen om z’n timing. Want, geloof het of niet, steevast is het dan net begonnen te plenzen. Na urenlang zonnig weer was het langzaam donkerder geworden totdat de samengeklonterde wolkenmassa de natte last wel over onze buurt moest gaan uitstorten. Voor de meeste mensen het sein om juist dan effe binnen te blijven. Maar dus niet voor de overbuurman. Kan best zijn dat ie het wel lekker vindt, met het hondje door de regen. Niemand zal ‘m immers thuis aanspreken op een ultrakort rondje. Ook hoef je onderweg geen ongewenste gesprekken met andere lotgenoten te voeren omdat die wel netjes achter hun laptop zijn blijven wachten totdat het weer is opgeknapt.
Na die glimlach voeren mijn gedachten me altijd onwillekeurig terug naar de tijd dat we zelf nog een hond hadden. Hoewel het uitlaten ons ook lang niet altijd goed uitkwam was het nooit saai. Geen rondje met onze grote, onhandige en diepzwarte Riesenschnauzer Indy was namelijk hetzelfde. Naarmate hij ouder werd, werden z’n nukken wel groter maar dat vergaven we ‘m altijd meteen. Dan wilde ie bijvoorbeeld pertinent niet meer door een bepaalde straat lopen, bleef minutenlang stokstijf staan, grommend tegen voor ons onzichtbare gevaren. Of hij trok als een malle aan de riem totdat ie bij de gewenste plek was aangekomen. Maar daar leek het net of hij niet meer wist wat ie er moest doen.
Ontelbaar vaak kwam Indy van ver op ons afgestormd en net als je ‘m wilde begroeten, hield ie in en ging doodgemoedereerd aan een stoeptegel vlak voor je voeten staan ruiken. Onze werkloze armen aan hun lot overlatend. Waar sommige honden niets liever doen dan achter een weggegooide stok of bal aan rennen en die netjes naar het baasje terug te brengen, had Indy daar geen boodschap aan. De bal bleef meestal liggen waar we ‘m naar toe hadden geworpen. Want onderweg kwam hij vaak iets veel interessanters tegen. En gelijk had ie, vonden we. Soms gaan honden en baasjes op elkaar lijken, hoor je dan, maar vaak ook niet en dat is maar goed ook.