Columns

Stoef

Een uurtje kon ik. Omdat mijn moeder op bezoek was. Sowieso al behoorlijk dubieus om dan weg te gaan. Geliefde was elders aan het koken, dochter op pad en nu ging ik ook nog pleiten… Het kon – vond ik – omdat mijn moeder had aangegeven dat ze de laatste aflevering van De wereld van de Chinezen had gemist. Op onze televisie zit een terugkijk-functie, dus het plan was snel gemaakt. Zodra ik mijn jas aan had, spoelde ik terug op net twee, hielp mijn moeder de televisiestoel in en zette ik Ruben Terlou aan. De hond was zo vriendelijk om thuis te blijven, zij vergezelde mijn moeder vanaf de bank.

Ik spoedde me naar Stoef. Een naam die ik later die middag in café Bij de buren aan de Nieuwstad optekende uit de mond van voormalig stadsdichter Hanz Mirck. Stoef staat voor Hans Hoog Stoevenbelt. Muzikant, levenskunstenaar, hondenman en: schrijver. Hij presenteerde zijn boek Een bassist vertelt afgelopen zondag.

Nooit eerder was ik Bij de buren naar binnen gelopen. De klanken van de Q-Boosters vulden een tjokvolle ruimte. De geel-wit-zwarte banen op de muur, de bruin geschilderde zolderingplanken, de bakstenen pilaren… dit alles veroorzaakte een instant jarenzeventiggevoel, dat naadloos aansloot bij muziek en uitvoerenden.

Tom Waits-sferen werden afgewisseld met Zutphense meezingballades, covers maakten plaats voor teksten van Mirck-de-dichter, op muziek gezet door de Boosters. Stoef praatte de nummers aan elkaar. ‘… Toen aan de Oudewand nog een theater zat….’ begon-ie, en daar had-ie me. Ooit had ik Zutphenezen horen vertellen over de toneelzaal van de Oranjesociëteit. Ik kreeg toen het idee dat het over eeuwen geleden ging, maar hier stond een man die het had meegemaakt.

Wij, toehoorders, het overgrote deel van een zekere leeftijd, knikten af en toe herkennend, soms verbaasd en meestal enthousiast. Het bier stroomde rijkelijk, de bittergarnituur ging gezellig rond. ‘… Toen de wijk Polsbroek nog bestond, die moest verdwijnen omdat de Miro en later de Albert Heijn kwam…’ Stoef strooide met historische wetenswaardigheden. Het verhaal over café Wiener, een duister zaakje in de Polsbroek, waar een man met een enorme bril achter het luik zat, die wilde weten of-ie in bezit was van een zwemdiploma – Hans: ‘Ik zei altijd ja’ – om hem vervolgens binnen te laten, sprak tot veler verbeelding. In dat overbevolkte zondagmiddagcafé ontstond zo een Zutphen van vijftig jaar geleden.

Ik moest denken aan het boekje met honderd hoogtepunten, dat ik mijn dochter onlangs voor haar verjaardag gaf. Plekken als de Drogenapstoren en de Warkense molen worden daarin historisch beschreven. Het leek me een goed plan om mijn dochter wat diepte te verschaffen over haar woonplaats. Achteraf gezien had ik haar net zo goed, misschien zelfs beter, kunnen meenemen naar de boekpresentatie van de man die ooit een trimsalon aan de Laarstraat had – Stoef heeft nog altijd een hond, én krullen. Om af te sluiten met een dichterlijke omschrijving van Mirck: het was goed toeven op het feestje van deze ‘salon-getrimde gloeiende poedel’.