Columns
Peter van den Boom
We zaten op een terras in een Duits oord ergens in de Harz achter een paar heel gezonde drankjes, wachtend op een nog gezondere warme hap. We hadden zojuist een bezoek aan het plaatselijke thermaal bad afgesloten, zo’n heerlijk typisch Duitse instelling waar we al badderend genoten van de rustige ambiance, zoals dat alleen kan in een land waar de inwoners al heel lang vertrouwd zijn met thermaal baden. Die volkomen relaxte state of mind wilden we graag nog even voortzetten. Achterover geleund, genietend van een onverwacht warme najaarszon, werd onze aandacht getrokken door het lawaai dat een groepje jongeren, dat zich kennelijk buiten ons gezichtsveld had verzameld, produceerde. Uit het kabaal viel op te maken dat er iets te vieren was of misschien iets afgesloten moest worden en dat dat blijkbaar in de openbaarheid diende te gebeuren. Dat leek me nou weer niet iets typisch Duits, maar zo op afstand had ik er vrede mee. Elk volk heeft immers recht op haar eigen ontsporingen.
Maar het gevaar kwam plots onze kant op toen twee van die jongens het terras opkwamen. De ene was slechts gekleed in een tutu, geheel passend bij de buitentemperatuur, maar het was toch vast niet zijn eigen kledingkeuze geweest die ochtend. De ander had duidelijk de leiding; dat kon niet anders als je een fles drank, een lange stok en een trechter meezeulde.
De tutujongen werd in het zicht van het verbouwereerde terrasvolk opgesteld, de andere plaatste de trechter op de stok, die dus hol van binnen bleek, en goot daar een aanzienlijk deel van de fles schnaps doorheen. Dat werd door de ontvanger manmoedig verwerkt. Hij had er blijkbaar ervaring mee. Daarna werden de terrasklanten met zachte dwang uitgenodigd om ook een glaasje te komen nuttigen bij de groep die nog steeds ergens buiten het zicht stond te tetteren. We keken om ons heen naar de andere gasten, allemaal keurige Duitsers, wat deden zij?
Omdat juist op dat moment de ober aan kwam snellen met onze bestelling werden wij in elk geval gered van een duivels dilemma. Terwijl wij onze ogen op de gevulde borden konden richten werd de tutujongen geruisloos van het terras afgevoerd. Zou hij zich tijdens het uitspreken van het jawoord deze scène nog kunnen herinneren?