Columns
Eke Mannink
‘Kijk!’ Vriend en ik stoten elkaar aan, terwijl we naar een kartonnen doos wijzen. Het is vijf voor vier. We zijn in kringloopwinkel De Hand aan de Kolenstraat, die om vier uur dichtgaat. Omdat we binnenkort een bruiloft hebben, zoeken we naar het perfecte jasje bij zijn nieuwe overhemd. Dat vinden we in de tijd die ons rest. Vijf minuten later en evenveel euro’s lichter verlaten we de zaak. De kassa is uit. ‘Oef, de doos vergeten,’ zeggen we tegen elkaar. Omdat mijn vriend tegenover de Hand werkt, kan hij hem morgen tussen de bedrijven door aanschaffen. Onze geheugens zijn bij vlagen een zeef. We sporen elkaar aan de ander te helpen herinneren.
Soms hangt er iets in de lucht, en verschijnt het plotseling overal – onverwacht en plompverloren. Op dit moment is het: wecken, het inmaken van groente en fruit. Het begon in Londen, vorige maand. Geliefde had het geregeld over de ‘potted shrimps’ die hij ooit in Walthamstow had gegeten, de wijk waar we vertoefden.
Toen we de Tate Modern bezochten, besloten we in het museumcafé te lunchen. Wat bleek? Je kunt kiezen uit romesco met geitenkaascrème en zure tomaatjes. En muhamara, een Noord-Afrikaans groente- en kruidenmengsel. Beide uit … een glazen potje. De opwinding steeg.
Eenmaal thuis kon mijn lief het niet laten. Hij begon te experimenteren met Oost-Indische kers, en verse groenten uit de tuin van zijn werk.
En nu hebben we dus een grote doos vol weckpotten – genoemd naar de Duitse ondernemer Johann Carl Weck die maar heel kort bij de fabricage betrokken was – zien staan, die we, zodra De Hand weer opengaat, graag zouden ophalen.
De volgende dag komt een vriendin op bezoek. We zitten nog geen minuut achter onze cappuccino’s of ze zegt: ‘Heb je gehoord dat de Weckfabriek failliet is?’ Ze kijkt me aan en tikt op een glazen potje, dat tussen ons in staat. ‘Dat zijn van die inmaakpotten,’ ze neemt een slok en praat nietsvermoedend verder, ‘heel wat kelders staan vol met van die glazen gevallen met rubberen ringen.’
Dan valt het haar op dat mijn mond openstaat.
Zodra ik haar blik zie, sluit ik hem pardoes.
Ik kijk naar de klok. Tien voor vier. Eerst vriend bellen. Ik grijp naar mijn mobiel en mompel tegen mijn vriendin dat ik nodig eerst iets moet doen, dat ik het zo uitleg. Hij neemt niet op. Nee, logisch – op dit tijdstip is het spitsuur in de keuken. Dan bel ik De Hand. Na een gehaast goedemiddag leg ik uit waar de doos staat en wat erin zit, met de vraag of ik hem kan reserveren. ‘Sorry mevrouw,’ klinkt aan de andere kant van de lijn. ‘Die doos is vanochtend opgehaald door een jongeman.’
Teleurgesteld leg ik mijn toestel neer en breng ik de vriendin op de hoogte.
Wanneer we een paar uur later bij mijn lievelingskok langsgaan, zie ik in de hoek van zijn keuken een bekende kartonnen doos staan. Ik glimlach. Het geheugen van mijn jonge man werkt uitstekend.