Columns
Column Peter van den Boom
Zijn wij uiteindelijk dan toch de mannen geworden die we vroeger nooit wilden zijn? Die vraag schoot door m’n hoofd tijdens een lome zomermiddag in een zonnige achtertuin. We hadden de afgelopen uren – want de tijd gaat in dit jaargetijde nog een tandje sneller dan hij gewoonlijk al doet – de toestand in onze wereld uitgebreid doorgenomen en vooral de groeiende onmacht om er mee om te gaan. Over de jongere generatie bijvoorbeeld die geheel haar eigen weg gaat. Die heel snel moeiteloos ingewikkelde dingen kan doen met apparaten waarvan wij al blij zijn als we daarop de aan/uitknop kunnen vinden. Die luistert naar iets dat wij met de beste wil van de wereld geen muziek meer kunnen noemen. En dat we ons daar nu mateloos aan kunnen ergeren.
Ondertussen niet vergetend om onze glazen met snel verdampende inhoud tijdig bij te vullen, want er mocht eens sprake zijn van een droge mond. Drie grijzende mannen lieten dus opeens een veelbetekenende stilte vallen nadat de laatste spreker was gestopt met een tirade die uitmondde in een constatering. Zo één waaruit geen aanzet meer tot verzet sprak maar eerder berusting.
Was hiermee de cirkel rond, had het leven ons dezelfde poets gebakken als het met ontelbare ook ouder geworden lotgenoten voor ons had gedaan? Als je deze twee vragen bevestigend beantwoordt, en het lijkt er sterk op dat dat het enige juiste antwoord kan zijn, is dat dan iets om angstig van te worden of heeft het juist iets geruststellends? Ik kwam er niet direct uit. Maar iets hield me tegen om deze laatste vraag, die toch getuigde van enige filosofische diepgang, laten we eerlijk wezen, in de groep te gooien. Misschien was het beter om nog een tijdje in stilte op de kwestie te kauwen. En ondertussen voorzichtig te informeren of het onderhand geen tijd werd om de barbecue te gaan installeren. Er dreven namelijk eetlustopwekkende geuren over uit een belendende tuin. Ook klagende mannen op leeftijd houden immers hun basale behoeftes. Maar dat we op de kwestie terug moesten komen, leed geen twijfel. ‘Iemand nog wat drinken?’