Columns
Peter van den Boom
Het leek alweer een eeuw geleden, maar opeens was het er toch weer. Ik werd overvallen door een gevoel van intense tevredenheid, juist op het moment dat ik me na een paar afgeronde taken even op de bank wilde uitstrekken. Er was verder niemand thuis. En liggend op de bank kun je een tijdje heerlijk zwelgen in zelfvoldaanheid. Je voelt je benen wel, maar dat zorgt alleen maar voor nog meer tevredenheid omdat je weet dat dit speciale gevoel jou niet voor niks toekomt. Je sluit je ogen en laat alles van je afglijden. Een onzichtbaar pantser beschermt je tegen wat dan ook.
Op de achtergrond lepelde een nieuwslezer een aantal slechtnieuwsberichten op, daarna draaide de dj van dienst een plaat dat ik normaal gesproken niet kan aanhoren omdat de zouteloze melodie je de hele dag als een oorwurm blijft achtervolgen, het deed me niets.
De eeuwige kou in de woonkamer omdat we de verwarming deze winter niet hoger meer durven te zetten dan 18 graden, uit angst voor een draconische energierekening in combinatie met die medische afspraak aankomende week waar ik al een tijdje tegenaan zat te hikken, het zou allemaal wel.
Man, man, wat voelde dat lekker.. Ik wilde die bank nooit meer af. Toen ook mijn telefoon z’n indringende piepjes en rinkeltjes onverwacht een tijdje inslikte was het paradijs opeens belachelijk dichtbij. Wie had dat een half uur eerder kunnen denken?
Natuurlijk wist ik wel dat zo’n zalige toestand nooit lang kon duren, toch hoopte ik tegen beter weten in dat ik de rest van de dag in dit vacuüm kon blijven vertoeven. Dat zou toch, al was het maar eens in je leven, moeten lukken? En warempel, ik was langzamerhand alle gevoel voor tijd aan het verliezen…totdat er onbarmhartig op het raam werd gebonsd. Ik schoot overeind en keek recht in het grijnzende gezicht van de glazenwasser die op het terras met een enorme slang stond te jongleren.
‘Wilt u even de bovenramen sluiten, alstublieft?’